De 1400km lange grens tussen China en Noord-Korea wordt gevormd door 2 rivieren, de Yalu en de Tumen. De afgelopen 15 jaar heeft China fors geïnvesteerd om dit afgelegen grensgebied in het Noordoosten van China te ontsluiten. Het gebied aan de Noord-Koreaanse kant is daarentegen onderontwikkeld gebleven. China is voor Noord-Korea de deur naar de buitenwereld. De grens kent een 15-tal overgangen, bestaande uit eenvoudige spoorwegbruggen of verkeersbruggen, dikwijls aangelegd door de Japanners in de jaren ’30-’40 van de vorige eeuw.
In juni 1994 maak ik een reis langs de Chinese kant van deze grens
(zie artikelen grensgevallen # 1 – 6), destijds nog zeer slecht bereikbaar. Ik bezoek een groot aantal van de grensovergangen. Ik besluit deze serie met een kort verslag van mijn ervaringen in Ji’an, afgezet tegen recente ontwikkelingen in deze plaats.
Ji’an Juni 1994
De stoomtrein brengt me met een slakkengang vanuit Tonghua naar Ji’an, een afgelegen stad met naar schatting zo’n 150,000 inwoners waarvan 7000 van etnisch Koreaanse komaf. Ji’an ligt ruim 100km ten zuiden van Tonghua, direct aan de Yalu. Aan de andere kant van de rivier, schuin tegenover Ji’an, ligt het Noord-Koreaanse Manpo, een belangrijke Noord-Koreaanse grensplaats. Manpo is via het spoor verbonden met de hoofdstad Pyongyang.
Een twintigtal mannen in uniform betonen zich uiterst verbaasd over mijn aanwezigheid in de trein. Het blijken grenswachten die na een weekendverlof op de weg terug zijn naar hun post. Twee twintigers, Yu en Dong, beginnen een praatje met me. In Ji’an valt weinig te zien en niks te beleven, zo laten ze me al snel weten. Hun werk is dodelijk saai, er gebeurt eigenlijk nooit wat. Des te nieuwsgieriger zijn ze waarom ik naar deze verre uithoek ben gekomen. Ik houd me maar een beetje op de vlakte en vertel dat ik in het gebied rondreis op zoek naar Japanse, Russische en Koreaanse invloeden en architecturale overblijfselen.
Terwijl de trein zich trager dan traag slingert door een groen en heuvelachtig landschap, zien we langs de rails dikwijls grote stapels hout opeengestapeld. Dong bevestigt dat het hout uit Noord-Korea komt, maar voegt eraan toe dat het handelsverkeer via de oude spoorwegbrug tussen Ji’an en Manpo zeer beperkt is. De meeste handel verloopt via Dandong en Tumen (zie grensgevallen #3 en #5 ). Tot mijn verrassing nodigt hij mij uit om een bezoek te brengen aan hun grenspost. Mijn komst zorgt misschien voor een onverwachte, welkome afwisseling. Of wellicht houdt Dong graag een oogje in het zeil, wie zal het zeggen.
We komen na een ruim 4 uur durende tocht rond het middaguur in Ji’an aan: met Dong spreek ik af dat hij mij om 15:30u bij mijn hotelletje ( Ji’an Shiyuan Bingyuan) zal afhalen. Ik besluit om zelf voor die tijd het stadje alvast een beetje te gaan verkennen. Een fietstaxi brengt me ondermeer bij de dichtbijzijnde Yalu oever: vrouwen zijn kleren aan het wassen, kinderen spartelen in het water. De rivierstrook is hier op sommige punten behoorlijk nauw, slechts zo’n 100 meter breed. Ik kan aan de Noord-Koreaanse kant ook mensen zien pootjebaden. Vredige taferelen in een gebied dat volgens recente buitenlandse berichten door steeds meer Noord-Koreanen wordt verkozen om een vluchtpoging te wagen.
De pedicab chauffeur beweert dat er zich momenteel 20 Noord-Koreaanse handelsvertegenwoordigers in Ji’an ophouden, maar van joint-ventures of uitgebreide handelsactiviteiten met de buren is geen sprake volgens hem. Ironisch genoeg bevindt zich niet ver van mijn hotelletje een Chinees-Zuid Koreaanse bierbrouwerij (Gaogouli/Koguryo), één van de eerst opgerichte JVs door Zuid-Koreanen na het aanknopen van diplomatieke relaties tussen Beijing en Seoul in 1992.
Goguryeo oftwel Koguryo is de naam van een oud en machtig Koreaans koninkrijk, dat in de eerste eeuwen na Christus bijna het gehele Koreaanse schiereiland, gedeeltes van het Russische verre oosten, Mantsjoerije en Mongolië controleert. Ji’an is één van de belangrijke centra van het Koguryo koninkrijk, pas later verschuift het zwaartepunt van de koninklijke macht volledig richting Pyongyang. In de huidige stad Ji’an zijn weinig restanten van deze Koreaanse heerschappij te zien: in de bergen in de omgeving van Ji’an bevinden zich weliswaar naar verluidt oude ruïnes en graven uit het tijdperk van Koguryo , maar die zijn nog niet toegankelijk voor publiek. Die redelijk verborgen plek wordt niet aangeprezen als toeristische bestemming in de tijd van mijn bezoek. Onwetend van het belang, aantal en omvang van deze ruïnes beslis ik (helaas!!!!) om niet verder op speurtocht te gaan…
Er zijn sowieso weinig Koreaanse invloeden te bespeuren in deze grensstad: nauwelijks Koreaanse restaurants of Koreaanse verkeerborden en straatposters. Er hangt veel minder een Koreaanse sfeer dan bijvoorbeeld in Yanji (zie grensgevallen #6 ), de restanten van een stadsmuur uit de tijd van Koguryo aan de rand van Ji’an kunnen daar ook niets aan veranderen. De stad lijkt ook nog weinig geprofiteerd te hebben van China’s economische hervormingen sinds de jaren ’80: ezels, fietsen en motortaxis bepalen het verkeersbeeld. Bussen zijn spaarzaam: voor het afleggen van langere afstanden wordt voornamelijk gebruik gemaakt van aftandse jeeps.
Mijn pedicab chauffeur bevestigt dat in de omgeving van Ji’an Noord Koreanen af en toe de rivier proberen over te steken of zwemmen. Bijna allen worden volgens hem gepakt door de Noord-Koreanse soldaten ofwel teruggestuurd door Chinese grenswachten. Grenswacht Dong haalt mij trouwens stipt om 15:30u op bij mijn hotel en brengt me naar de grenspost. Tijdens mijn aankomst worden net een tiental wachten op appèl geroepen bij het pleintje voor de kantine. De animo is niet erg groot, sloffend begeven de jongemannen zich naar het midden van het plein.
Dong brengt me persoonlijk naar de spoorwegovergang, de enige verbinding tussen Ji’an en Manpo. Net zoals vele andere bruggen in deze grensstreek aangelegd door de Japanners omstreeks eind jaren ’30. Een oude Japanse uitkijktoren staat ook nog overeind. De Chinezen sturen in de jaren ’50 via deze bijna 600 meter lange spoorwegbrug troepen en goederen naar het front tijdens de Koreaanse oorlog. De Amerikanen proberen vergeefs de brug plat te bombarderen, zij slagen er tenslotte alleen in om een nabijgelegen houten voetgangersbrug volledig in de as te leggen. Die tweede brugverbinding is nooit hersteld.
Dong laat me de brug opgaan, die slechts een enkelvoudige railsverbinding kent. De Yalu is hier dieper dan op de plek die ik eerder op de dag heb bezocht. Dong schiet snel een aantal plaatjes van mij op de brug en nodigt mij vervolgens uit om bij hem thuis te komen eten. Zo’n aanbod kan ik natuurlijk niet afslaan: s’avonds word ik getrakteerd op een rijkelijk maal in gezelschap van Dong’s vrouw en 2 ietwat timide collega’s. Dong is duidelijk hoger in rang dan de andere twee, die er gedurende het etentje voornamelijk het zwijgen toedoen. Als ze al iets zeggen is het op fluisterende toon en met zo’n sterk accent dat ik er geen chocola van kan maken. Een gesprek komt niet echt op gang, temeer daar ze niet veel over hun werk of privé-leven kwijt willen. Het eten smaakt niettemin uitstekend en ik neem vervolgens beleefd afscheid.
De volgende dag ga ik met een andere pedicab toch nog een keer de Yalu oever langs. De chauffeur brengt me veel verder weg na een bosrijk gebied waardoorheen de Yalu stroomt. Tijdens de fietstocht zie ik enkele bootjes geladen met hout vanaf de Noord-Koreaanse kant richting de Chinese oever varen. De chauffeur leidt me naar een plaats waar de rivier zeer ondiep is en vol met stenen ligt. De grensstroom is hier maar enkele tientallen meters breed. Door de bomen heen kan ik nog net een Noord-Koreaanse uitkijkpost in de heuvels aan de overkant ontwaren. De chauffeur vertelt dat er talrijke van dit soort bewapende posten tussen de bomen aan Noord-Koreaanse kant te vinden zijn: vluchten is hier minder makkelijk dan het lijkt. Hij zegt niet op de hoogte te zijn van succesvolle Noord-Koreaanse ontsnappingen. De man vertelt voorts dat Koreaanse Chinezen uit Ji’an minimaal 2x per jaar het buurland kunnen bezoeken zonder al te veel administratieve poeha. Ze hebben een bevoorrechte positie wat betreft het handeldrijven met de Noord-Koreaanse buur.
Er is weinig wat me verder in Ji’an kan houden. Na deze laatste rondtocht besluit ik om s’middags de stoomtrein terug naar Tonghua te nemen. Dit keer word ik vergezeld door een tweetal Zuid-Koreaanse zakenlieden die op verkenningstocht zijn in de provincie Jilin, speurend naar goeie investeringsmogelijkheden. De wind slaat het roet en stof van de locomotief door de openstaande ramen naar binnen zodra we een tunnel binnenrijden. De Zuid-Koreanen barsten in hoesten en kuchen uit en vervloeken de trein. Maar ja, zaken doen in China is afzien en iets van de lange adem, zoals vaak gezegd wordt. Deze Koreanen zijn dan ook niet van zins om hun trip op te geven.
Ji’an anno 2019
De overblijfselen van het Koguryo tijdperk, bestaande uit ruïnes, kleine piramides en graftombes van steen en aarde van beroemde koningen en onderdanen zo’n 4 km buiten Ji’an, zijn voor Jilin een belangrijke Chinese toeristische trekpleister geworden. Tijdens het bewind van Mao Zedong heeft de Chinese communistische partij weinig oog en belangstelling voor de antieke geschiedenis of monumenten. Over het algemeen worden de keizerlijke dynastieën en alles wat aan het communisme vooraf is gegaan als achterlijk en onderontwikkeld afgeschilderd. Veel van dit soort antieke plekken worden zelfs vernield of leeggeplunderd gedurende Mao’s Culturele Revolutie.
In de jaren ’80 en ’90 is het communistisch bewind druk bezig met overleven en economisch hervormen: pas geleidelijk krijgt het regime meer interesse in China’s culturele erfgoed. Er komt bijvoorbeeld ook meer geld beschikbaar om nog verscholen graftombes in de bergen rondom Ji’an bloot te leggen en voor het toerisme te ontsluiten. In 2004 verwerft dit gebied de status van Unesco’s World Heritage Site. Dat gebeurt overigens ook met de graftombes die in dezelfde streek aan de Noord-Koreaanse kant van de Yalu in nog grotere getale te vinden zijn. Het blijven tot op de dag van vandaag 2 afzonderlijke World Heritage gebieden, waar de twee regeringen ieder hun eigen kijk op de geschiedenis presenteren.
Nu de communistische ideologie sterk aan aantrekkingskracht aan het inboeten is, spelen de regeringen van beide landen voornamelijk de nationalistische kaart. Door de Chinese communistische partij wordt meer en meer de grootsheid en glorie van het oude China benadrukt en verheerlijkt om de vaderlandsliefde en verbondenheid onder de Chinese bevolking verder aan te wakkeren. China’s culturele erfgoed wordt in een heel ander daglicht geplaatst dan onder Mao: de CCP positioneert zich plotseling als de partij die dat glorieuze verleden koestert en in ere zal herstellen.
Sommige Chinese wetenschappers menen rond 2006 ondermeer via nieuw ontdekte muurschilderingen in één van de graftombes bij Ji’an te kunnen aantonen dat het Koguryo koninkrijk slechts een vazalstaat van het Chinese keizerrijk zou zijn in plaats van een volledig autonome, onafhankelijke staat. Het zou m.a.w. louter een regionaal of lokaal bewind betreffen, opgestart door een etnische groep vallend onder het Chinese keizerrijk en gezag. Kortom, Koguryo is eigenlijk (onder) deel van de Chinese geschiedenis, niet de Koreaanse. Een soortgelijke benadering zien we rondom het betwiste vulkanisch gebergte Paektu (zie artikel grensgevallen # 4). De geschiedenis wordt in Noord-Oost Azië geregeld geschreven, herschreven of aangepast al naar gelang de wensen of eisen van de politiek.
Voor zowel Zuid als Noord-Koreanen staat het Koguryo tijdperk symbool voor een proto Koreaanse staat. Voor deze twee landen is Koguryo onomstotelijk autonoom en Koreaans en nooit schatplichtig aan China geweest. De in 2011 overleden Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-il probeert zijn bevolking zelfs wijs te maken bloedbanden te hebben met deze koninklijke voorvaderen. Chinese pogingen zich de Koguryo geschiedenis toe te eigen vallen ongetwijfeld zeer slecht bij de Kim familie, al laat die zich naar buiten toe onbetuigd. De Zuid-Koreaanse overheid en media uiten wel hun ongenoegen over China’s historisch revisionisme aangaande Koguryo. Al deze nationalistische sentimenten en historische twisten staan een werkelijk warme relatie tussen Seoul en Beijing in de weg. Zuid-Koreaanse ultra-nationalisten gaan zelfs nog een stapje verder en roepen op tot annexatie van Yanbian (= regio in Jilin provincie) inclusief Mt Paektu en de graftombes bij Ji’an, hardop dromend van het herstel van een groot Koreaans rijk (zie artikel grensgevallen #6).
Het afgelegen Ji’an is ondertussen beter bereikbaar dan in het verleden, hoewel nog niet aangesloten op het Chinese HSL netwerk. De grensstad is gemoderniseerd en klaar om de handel met de Koreaanse buur uit te breiden. Ji’an wil na Dandong, Tumen en Hunchun graag de belangrijkste handelsstad met Noord-Korea worden. Als Kim Jong-un in 2012 aan het bewind komt stemt hij verrassend genoeg onmiddelijk in met de gezamenlijke aanleg van een verkeersbrug tussen Manpo, een voor Noord-Koreaanse begrippen grote stad met 110,000 inwoners en Ji’an, dat inmiddels rond de 230,000 inwoners heeft. De Koreaanse Chinezen zijn onveranderd ver in de minderheid in Ji’an. Wel hebben zij nog immer een bevoorrechte positie wat betreft het afreizen naar de Noord-Koreaanse buren (zie https://www.dailynk.com/english/chinese-koreans-in-north-korea-take-advantage-of-international-sanctions/
In de beginfase van zijn bewind lijkt Kim Jong-un ontvankelijk voor de oproepen van China tot economische hervorming. Daarna richt hij zich tot Beijing’s grote ongenoegen voornamelijk op zijn nucleaire ambities, die ten koste gaan van de broodnodige economische verandering. De band met China komt onder zware druk te staan. Kim’s andere belangrijke wapenfeit in en rondom Manpo is om de grens met China via hekken, prikkeldraad en camera’s bijna hermetisch af te sluiten. De vluchtelingenstroom is in dit gebied vrijwel tot stilstand gebracht.
Pas in 2018 is de nieuwe verkeersbrug bij Ji’an voltooid: China wacht tot April 2019 met de opening in afwachting van de uitkomst van de Trump-Kim topontmoetingen. Nadat de 2de topbijeenkomst op niks is uitgelopen en de Chinees-Amerikaanse handelsoorlog verder escaleert voelt China zich kennelijk minder genoodzaakt nog rekening te houden met Amerikaanse gevoelens omtrent China’s beleid tegenover Noord-Korea. Al beweert Beijing uitdrukkelijk tijdens de opening van de brug zich onveranderd en strikt aan het VN sanctiebeleid te zullen houden. Tegelijk kondigt Kim Jong-un aan dat Manpo zal worden opengesteld voor buitenlands toerisme. Bussen vol met Chinese toeristen vertrekken sinds April regelmatig naar Manpo. ( zie https://www.nknews.org/2019/04/china-opens-new-sino-north-korea-border-crossing-in-jilin-province/
Ji’an gaat zonder twijfel een belangrijkere rol spelen in het toekomstige (economische) verkeer tussen China en Noord-Korea. Een heropleving van die economische betrekkingen tussen beide landen zal de problemen die in Ji’an letterlijk en figuurlijk onder en aan de oppervlakte liggen nooit geheel kunnen verhullen of doen vervagen. Noord-Korea heeft er momenteel geen baat bij de historische disputen met China op de spits te drijven. De Zuid-Koreaanse regering zet ook liever niet de sterke economische banden met China op het spel en uit haar kritiek op China’s historisch revisionisme vooralsnog in diplomatieke termen. Maar een eventuele hereniging van Noord en Zuid-Korea zal deze -voor het Westen- weinig bekende historische twisten sterker in de internationale schijnwerpers plaatsen. Voor een verenigd Korea zal de antieke geschiedenis een belangrijk middel worden om een nieuwe nationale identiteit te creëren. Het is twijfelachtig of een steeds nationalistischer China en een herenigd Korea ooit tot een eensluidende visie op het Koguryo koninkrijk zullen komen.
https://apjjf.org/-Yonson-Ahn/2631/article.html