In 1994 maakte ik een reis door de provincie Jilin en de regio Yanbian in China, nieuwsgierig naar de Koreaans Chinese gemeenschap en de gemoedstoestand in deze grensstreek. Wat volgt is een impressie van die trip in 1994 afgezet tegen recente ontwikkelingen in dit gebied. Eerst een intro om de geschiedenis en rol van deze gemeenschap in een duidelijk perspectief te plaatsen
China kent formeel 55 etnische minderheden, waarvan vele in grensgebieden wonen. Bekendste zijn de Tibetanen en Oeigoeren, een van origine Turks volk levend in Xinjiang en onlangs veelvuldig in het internationale nieuws. In de 19de eeuw verliest het Chinese keizerrijk de controle over zijn grenzen en vallen buitenlandse mogendheden allerlei grensgebieden binnen. Na de oprichting van de Volksrepubliek China in 1949 onder Mao Zedong concentreert de communistische regering zich op nationale veiligheid en de beveiliging van haar grenzen. Ze tracht ondertussen de etnische minderheden te onderwerpen aan de dominante Han-cultuur en te dwingen tot loyaliteit aan de Chinese staat.
Chosõnjok
Een minder in het nieuws komende etnische minderheid is die van Koreaanse komaf, de Chaoxianzu (in het Chinees) of Chosõnjok (in het Koreaans) gevestigd in het noordoosten van China (het vroegere Mantsjoerije), in het bijzonder in de zgn “autonome prefectuur” Yanbian, in de provincie Jilin. De Koreaanse diaspora begint pas echt in het begin van de 19de eeuw als natuurrampen en armoede hele groepen Koreanen uit voornamelijk het noorden van het land over de grens naar China drijven. Rond 1890 laat vervolgens de laatste keizerlijke heerser van China zowel Chinezen als Koreanen opzettelijk in grote getalen het afgelegen, dunbevolkte noordoosten van China binnenstromen in de hoop dat zij de opmars van Russische troepen tot stilstand kunnen brengen.
Uiteindelijk blijkt niet Rusland maar Japan het grootste gevaar. De Japanners bezetten vanaf 1910 Korea en krijgen ook Mantsjoerije in hun greep. Het is in dit desolate grensgebied dat de latere leider van communistisch Noord-Korea, Kim Il-sung, het anti-Japanse verzet organiseert. Er worden ook allerlei Koreaans Chinese verzetsgroepen actief die fel strijd leveren tegen de Japanners. De meeste van die groepen sluiten zich aan bij de Chinese communistische partij (CCP). De guerilla-strijd tegen de Japanners wordt in dit afgezonderde gebied voornamelijk gevoerd door Chinese Koreanen en Noord-Koreaanse communisten, niet door (Han-) Chinezen. De burgeroorlog met de Chinese nationalisten onder Chang Kai-shek neemt de CCP in de jaren ’40 zodanig in beslag dat communistische Rusland de kans krijgt om zijn greep op de Noord-Koreaanse communistische partij te verstevigen: die laatste wordt voor wapenleveranties en militaire uitrustingen sterk afhankelijk van Moskou.
De Japanse capitulatie en de daarop volgende Koude Oorlog deelt het Koreaanse schiereiland in tweeën. Als het communistische Noord-Korea vervolgens het door de VN gesteunde Zuid-Korea binnenvalt, breekt de Koreaanse oorlog uit (1950-1953) en worden Amerika en Zuid-Korea de gemeenschappelijk vijand voor Chinese en Koreaanse communisten. Vele Koreaanse Chinezen uit Jilin zetten zich in voor Noord-Korea tijdens deze oorlog. Als dank wordt hen in 1952 beperkt zelfbestuur in Yanbian, met “bescherming van de Koreaanse cultuur en tradities”, verleend. In totaal herbergt het noordoosten van China over een miljoen etnische Koreanen rond die tijd. Meer dan 60% van de lokale bevolking in Yanbian is dan van Koreaanse komaf. De regio houdt aan de oorlog een culturele, historische en emotionele band met Noord-Korea over. Ook bekleden een aantal Koreaanse Chinezen vanwege hun verdiensten voor de CCP hoge posities binnen de Chinese communistische partij en in Yanbian in de jaren ’50-’60.
Yanbian in 1994
Dat China in 1992 diplomatieke betrekkingen met Zuid-Korea, de voormalig aartsvijand, heeft aangeknoopt valt tijdens mijn bus-en treinreizen in Jilin goed te merken. Deng Xiaoping gooit in de jaren ’80 eerst de kuststreek in het zuiden van China open voor de buitenwereld, begin jaren ’90 is dan eindelijk Jilin aan de beurt (zie Tumen delta project, grensgevallen # 1). Na deze normalisatie van de diplomatieke betrekkingen reizen meer en meer avontuurlijke Zuid-Koreaanse zakenlieden naar Yanbian af: ze hopen te kunnen profiteren van de Koreaans sprekende gemeenschap in de regio om een handelsrelatie of joint-venture te kunnen opbouwen. Een aantal van die zakenlieden reist met dezelfde bussen en treinen als ikzelf om dit nog vrij onontgonnen terrein te verkennen.
In Yanji, de hoofdstad van Yanbian, klinkt overal op straat Koreaans en posters en verkeersborden hebben zowel Chinese als ook Koreaanse teksten. Meer dan de helft van de ~350,000 koppige bevolking is hier nog van Koreaanse komaf. De stad is geen toeristische pleistrekker, oogt weliswaar laid-back, maar is niet al te welvarend en aantrekkelijk. Her en der vallen Koreaanse scholen te ontdekken. Zuid-Koreaanse culturele invloeden of bedrijven vallen nog niet te bespeuren. Het is hier sowieso erg rustig, Yanji is zeker geen booming town, er is weinig industriële activiteit. Terwijl China de poorten voor buitenlandse handel heeft opengezet, blijven die van Noord-Korea dicht. De Chinese Koreanen in Yanbian hebben weinig voordeel aan de nabijheid van Noord-Korea. De bombastische uitzendingen van de Noord-Koreaanse staatsomroep die overal in de stad prima zijn te ontvangen worden door bijna niemand meer gadegeslagen.
In Yanbian maak ik verschillende uitstapjes naar grensdorpen en steden, het platteland biedt een vrij armoedige indruk.
Longjing, zo’n 20km buiten Yanji, is de plek waar veel Koreaanse communistische en nationalistische bannelingen in de jaren ’30-’40 hun heil zoeken, het is dan hét culturele centrum van de Koreaanse gemeenschap. De gemeenschappelijke scholing in Longjing en gezamenlijke aversie tegen de Japanse bezetter mondt niet uit in een identieke visie op de toekomst: enkelen die hier onderwijs genieten zullen een prominente rol spelen in de Zuid-Koreaanse regeringen van de jaren ’50-’60, vele anderen juist in communistisch Noord-Korea. Van de oorspronkelijk zes Koreaanse scholen staat nu alleen nog de Kwangmyong middelbare school (Longjing Diyi Zhongxue) overeind, de andere oude schoolgebouwen zijn afgebroken. Volgens de plaatselijke uitleg “fuseren” al in 1946 de zes scholen tot de Kwangmyong, meer aannemelijk is dat de niet op communistisch leest gestoelde instellingen het onderspit moeten delven nadat de Chinese communistische partij de volledige macht wint in het gebied.
Het museum op de heuvel bij Longjing dat de geschiedenis van de Koreaans Chinese gemeenschap, haar bijdrage aan het verzet tegen Japan en aan de groei van de CCP zou moeten beschrijven, is helaas niet open. Da’s erg jammer, het is altijd interessant om te zien hoe de Chinese overheid de rol van etnische minderheden in de ontwikkeling van de Volksrepubliek China beschrijft en afbeeldt. Longjing oogt niet langer als het culturele centrum van de Chinees Koreaanse gemeenschap, het is vooral een grauwe, stoffige plek, met oerlelijke gebouwen en weinig vertier, zonder veel prominente uitingen van de Koreaanse cultuur.
Een Koreaans Chinese restauranthouder in Hunchun vertelt me dat hij het binnen een jaar voor gezien wil houden: hij heeft weinig vertrouwen in de toekomst van de internationale economische zone en Yanbian. Hij komt oospronkelijk uit Jilin stad, zo’n 400 kilometer ten westen van Hunchun. De lokale overheid wil Hunchun graag ontwikkelen en geeft relatief gemakkelijk toestemming om in Hunchun een business op te zetten, ook al kom je van buitenaf, zo beweert hij. Maar buitenlandse investeringen en toeristen blijven weg, hij moet op een houtje bijten. De vooruitzichten zijn volgens hem ook slecht: de Noord-Koreanen over de grens leven in armoede en isolement en de Russen laten hun neus niet zien. Westerse toeristen weten de weg naar Hunchun niet te vinden. De stad wil niet echt swingen: het beste wat ze vandaag aan vermaak te bieden heeft is een groep oudere vrouwen in traditionele Koreaanse kleding die het schaarse publiek niet weet te boeien met hun muziek.
De Koreaanse Chinezen die ik tegenkom in Yanbian identificeren zich niet meer met Noord-Korea. Een aantal van hen verwijt Pyongyang te weinig aan China terug te geven in ruil voor alle Chinese steun van de afgelopen decennia. Ze beschuldigen Kim Il-sung van het belemmeren van een nauwe relatie tussen beide landen. Anderen hebben vooral medelijden met de arme buur, bespotten het bewind in Pyongyang dat teveel met de Russen in bed zou hebben gelegen en zijn bezorgd over het lot van familie of kennissen aldaar. Wellicht dat de Koreaans Chinese oorlogsveteranen nog een sterke emotionele band met Noord-Korea voelen, ik kom er niet achter daar ik ze niet tegen het lijf loop tijdens mijn rondreis.
Mijnheer Li Lin, een medepassagier op een van mijn bustochten, vertelt dat hij tot 1982 in Manpo in Noord-Korea heeft geleefd. Zijn Koreaans Chinese ouders ontvluchten in de jaren ’60 de chaos van de Culturele Revolutie in Jilin en vestigen zich aan de andere kant van de grens van Ji’an. In Manpo, een stad van zo’n 100,000 inwoners, heerst nu grote schaarste aldus een meewarige Mr. Lin. Zijn familie kiest begin jaren ’80 al eieren voor haar geld en verhuist terug naar China. Hoe hij precies met zijn familie aan de Chinese kant van de grens is beland laat hij liever onbesproken. Wel vertelt hij ronduit over zijn handelsbedrijfje dat hout vanuit Noord-Korea heeft geprobeerd te importeren. Het hout stamt uit Siberië (over het algemeen gekapt door Noord-Koreaanse dwangarbeiders, E.R.) en zou via Noord-Korea aan hem geleverd worden. Maar als de aanvoer stokt vanwege het onbetrouwbare Noord-Koreaanse transportsystem besluit mijnheer Lin om zijn handelsplannen met Noord-Korea in de ijskast te zetten.
Zuid-Korea is voor velen in de Koreaans Chinese gemeenschap nog een relatief onbekende. Chinese propaganda heeft jarenlang Seoul als aartsvijand afgeschilderd, niemand waagt zich eraan deze buur meteen publiekelijk de hemel in te prijzen of openlijk als “het moederland” te bestempelen. Wel weten de Koreaanse Chinezen drommels goed dat de welvaart daar groter is dan in China: een enkeling heeft oude familiewortels of zelfs een studerende kennis in Zuid-Korea, waardoor de gemeenschap in Yanbian op de hoogte kan worden gebracht van de laatste ontwikkelingen in het buurland.
De Koreaanse Chinezen die ik tegenkom voelen zich misschien niet 100% Chinees, maar lijken wel blij met de kansen die de Chinese overheid hun inmiddels heeft gegeven, al zijn ze ontevreden over het tempo van de vooruitgang in hun provincie Jilin. Van openlijk verzet of enorme wrok tegen de Chinese regering of bevolking zoals in Tibet merk ik niets tijdens mijn reis. De chosõnjok wil met name de kans krijgen en grijpen om geld te verdienen.
Recente ontwikkelingen in Jilin en Yanbian
China’s handelsrelatie met Zuid-Korea neemt sinds de jaren ’90 een grote vlucht en stelt die met Noord-Korea ondertussen volledig in de schaduw. Jilin en Yanbian richten hun vizier ook steeds meer op Seoul. Toch ontbreken tot op heden grote Zuid-Koreaanse investeringen in dit gebied. De Zuid-Koreaanse conglomeraten geven de voorkeur aan locaties nabij Beijing, Shanghai of Dalian met hun internationale uitstraling, supermoderne infrastructuur en hoogopgeleide bevolking. Dit heeft ook een impact op Yanbian: talrijke Koreaanse Chinezen verhuizen zuidwaarts naar die moderne, verstedelijkte plekken. Zij die tweetalig zijn vinden vrij gemakkelijk een baan bij Zuid-Koreaanse bedrijven.
Aanvankelijk verwelkomt de Zuid-Koreaanse overheid ook de Koreaanse Chinezen die in Zuid-Korea willen studeren, werken of zich zelfs wensen te vestigen. Maar als de “Zuid-Koreaanse koorts” de Chosõnjok te pakken krijgt en de visumaanvragen de pan uitrijzen, stelt Seoul restricties in die moeten voorkomen dat de teveel Koreaanse Chinezen zich permanent kunnen zetelen. Die maatregelen worden door de Chosõnjok als discriminerend en “anti-Koreaans” betiteld of ervaren omdat andere overzeese Koreanen deze beperkingen niet ondervinden. In 2018 zijn er desondanks maar liefst meer dan 700,000 (!) Koreaanse Chinezen tijdelijk werk-of verblijfzaam in Zuid-Korea. Een ieder in Yanbian heeft inmiddels een familielid aldaar die een deel van het verdiende geld naar het thuisfront terugstuurt. Yanbian profiteert enorm van deze band met Zuid-Korea, maar heeft tegelijk last van een exodus aan jonge mensen.
Ondertussen is nog maar zo’n 30% van de bevolking van Yanbian van etnisch Koreaanse komaf, temeer daar de (Han) Chinese populatie rap is toegenomen. Ter vergelijk, in 2000 wonen er nog zo’n 215,000 Chosõnjok in Yanji op een totaal van rond de 430,000 inwoners. In 2018 ligt dat getal voor de etnisch Koreanen dichter bij de 130,000 op een bevolking van net boven de 400,000. De Koreaanse Chinezen hebben te kampen met een negatieve bevolkingsgroei en een leegloop op het platteland: recente schattingen spreken over rond de 1,8 miljoen Chosõnjok in geheel China versus bijna 2 miljoen zo’n 20 jaar geleden. In Hunchun, de spil in het Tumen delta-project met zijn internationale economische zone, is de ruime meerderheid van de bevolking Han Chinees. Het bestuur van de autonome prefectuur Yanbian is daarenboven stevig in Han Chinese handen komen te liggen, het zelfbestuur bestaat alleen in naam voor de Chosõnjok .
Beijing blijft onderwijl op haar hoede voor Zuid-Korea en Zuid-Koreaans nationalisme. Ultra-nationalisten in Seoul maken zelfs aanspraak op Yanbian, “het 3de Korea”. China heeft wellicht bewust Zuid-Koreaanse investeringen in en migratie naar de provincie Jilin beperkt om te voorkomen dat Koreaanse Chinezen in de verleiding worden gebracht hun loyaliteit voor Beijing in te ruilen voor die van Seoul. China heeft daarbij het geluk dat velen onder de Chosõnjok zich door Zuid-Korea als 2de rangs burgers behandeld voelen en zich niet herkennen in een al te luidruchtig Zuid-Koreaans nationalisme.
Als Zuid-Korea zich in Chinese ogen te buiten gaat aan buitensporig nationalisme, neemt Beijing vergeldingsmaatregelen zoals het stopzetten van het Chinese toerisme naar het Koreaanse schiereiland of het blokkeren van Zuid-Koreaanse tv-uitzendingen in Yanbian. Ondanks de omvangrijke economische banden is de relatie tussen beide landen vol van dit soort geniepigheden en nationalistische sentimenten.
De Hally, de Zuid-Koreaanse vloedgolf aan pop, entertainment en tv drama’s, heeft Yanbian desondanks overspoeld. Tegelijkertijd wordt “het 3de Korea” ironisch genoeg steeds minder Koreaans. De stagnerende bevolkingsgroei en de uittocht van de Koreaanse Chinezen heeft geleid tot sluiting van vele Koreaanse scholen. Koreaanse ouders kiezen sowieso vaker voor Chinese scholen om de kansen van hun kinderen op de arbeidsmarkt te vergroten. De chosõnjok is dan ook de hoogst opgeleide etnische minderheid in China, maar op de Chinese scholen leert hij of zij natuurlijk vrijwel niets over de specifieke geschiedenis van de Koreaanse Chinezen in China.
Noord-Koreaanse tekstboeken zijn volledig uit het (Koreaanse) onderwijs in Yanbian geschrapt, de dood van Kim Il-sung in Juli 1994 markeert wat dat betreft ook voor China het einde van een tijdperk. De Noord-Koreaanse culturele invloed in Yanbian is nagenoeg verdwenen. Het armetierige en obstinate Noord-Korea heeft zijn aantrekkingskracht als moederland voor de meeste Koreaanse Chinezen volledig verloren, zeker nu de roemruchte oorlogsveteranen zijn heengegaan.
China’s eigen nationalisme tiert ook welig, de geschiedenis van de grensgebieden wordt her en der herschreven om duidelijk te maken dat de grensvolken ofwel van Chinese komaf zijn ofwel altijd onder Chinees bestuur hebben gestaan. De bijdrage van de Koreaanse Chinezen aan het gevecht tegen de Japanners in de vorige eeuw en voor de Chinese territoriale integriteit wordt vooral geprezen, hun rol bij de totstandkoming van de Democratische Volksrepubliek Korea of in de CCP minder benadrukt.
Identiteit van de Chosõnjok
Zal “het 3de Korea” nog van zich doen spreken bij een hereniging van Noord- en Zuid Korea of zal het voor weinig ophef zorgen? Beijing lijkt er redelijk gerust op dat de Koreaanse Chinese minderheid met de dominante Han cultuur is geassimileerd of voldoende onder controle kan worden gehouden: niet voor niets probeert China enthousiast het Tumen delta project nieuw leven in te blazen. Toch kan niet volledig worden uitgesloten dat bijvoorbeeld een claim van een herenigd Korea op Mt Paektu, het symbool van de Koreaanse natie dat voor de helft in Chinese handen is (zie grensgevallen #5 ) , door een deel van de Koreaanse Chinese gemeenschap zal worden ondersteund.
Dat de loyaliteit van de Koreaanse Chinezen aan Beijing sowieso niet onbegrensd is blijkt wel uit het feit dat een ondergronds netwerk in Yanbian en Jilin nog steeds Noord-Koreaanse vluchtelingen het land uithelpt in plaats van ze aan te geven bij de plaatselijke Chinese politie zoals door Beijing uitdrukkelijk wordt geëist. De assimilatie is niet op alle vlakken even succesvol: zo zijn gemengde huwelijken tussen Han-Chinezen en Chosõnjok eerder een uitzondering dan de regel.
De Koreaanse Chinees kan zich eigenlijk al naar gelang de omstandigheden of persoonlijke situatie en ervaring vereenzelvigen met ofwel een Chinese identiteit, een Zuid-Koreaanse of zelfs in een zeldzaam geval nog met een Noord-Koreaanse. Helemaal onbezorgd kan en zal Beijing dan ook nooit zijn over deze bevolkingsgroep in dit complexe gebied in noordoost China. Vooralsnog lijkt de affiniteit met de Chinese identiteit en China de boventoon te voeren onder de Chosõnjok, ongetwijfeld tot opluchting en tevredenheid van de Chinese overheid.
voor recent nieuws over Yanbian, zie bijv: https://www.economist.com/china/2018/08/23/chinas-ethnic-korean-enclaves-have-become-less-korean
https://thediplomat.com/2015/08/chinas-koreans-part-i-a-brief-history/
https://thediplomat.com/2015/08/chinas-koreans-part-ii-lost-to-history/
zie verder
http://chinaperspectives.revues.org/385 Sébastien Colin “A border opening onto numerous geopolitical issues The Yanbian Korean Autonomous Prefecture” april 2003
BOGOOK KIM, “FORGOTTEN ERA, FORGOTTEN PEOPLE: THE NORTH KOREAN DIASPORA” Hankuk University of Foreign Studies Republic of Korea, 2014