Poster© : https://chineseposters.net/posters/e15-882 designer: Yang Furu, May 1980, “Little Guest in Space” Yuzhou xiao keren (宇宙小客人 ), Shanghai renmin meishu chunbanshe (上海人民美术出版社) collection IHHS/Stefan Landsberger. No copyright infringement intended. All rights belong to their respective copyright owners
01/25/2021_In een blog van september 2020 beschreef ik de veranderende aard van de relatie tussen de EU en China, terwijl ik tegelijkertijd een voorspelling deed over de vooruitzichten van de Nederlands-Chinese banden, die misschien ook als typerend voor andere Europese landen zou kunnen worden beschouwd….https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/holland-china-voorspelling-over-de-nieuwe-relatie/ . Ik schreef dat we binnen ~ 6 maanden de consolidatie van de volgende opkomende trends in Nederland zouden zien:
- Aanscherping van de FDI-regels
- Strengere exportcontrole op dual-use goederen en op opkomende technologieën
- Grondige screening van academische uitwisselingen met de VRC en de oprichting van een taskforce om de samenwerking op gevoelige terreinen en gezamenlijke R&D-projecten te evalueren/toetsen
- Een volledige ban van Huawei in het Nederlandse 5G-netwerk
- Einde van de ‘business first approach’ aangehangen door de opeenvolgende kabinetten Rutte (en de EU) in het afgelopen decennium
- Opstellen van een actieplan naar aanleiding van aanhoudende Chinese agressie en mensenrechtenschendingen
- Heropleving van het debat over het Nederlandse beleid ten aanzien van Taiwan
- Een brede maatschappelijke discussie over de toekomstige relatie met de VRC
Aangezien het kabinet-Rutte vorige week is afgetreden naar aanleiding van het toeslagenschandaal, leek het me een goed moment om een tussentijdse balans op te maken om beter te kunnen inschatten welke richting een nieuwe coalitieregering zou kunnen opgaan.
Ad 1) Regelgeving omtrent buitenlandse directe investeringen (FDI)
In de loop van 2019 beweerde de Nederlandse overheid al te werken aan een screeningsmechanisme om Nederlandse bedrijven beter te beschermen tegen ongewenste overnames of investeringen, met name op gevoelige of strategische terreinen. Nederland heeft lange tijd een van de meest open FDI-benaderingen in Europa gehad. In de EU groeide de angst voor vijandige overnames door niet-Europese, met name Chinese, entiteiten na het uitbreken van de coronacrisis, aangezien sommige Europese ondernemingen krap bij kas zouden kunnen komen te zitten. De EU raakte vooral bevreesd dat er een verhoogd risico zou kunnen ontstaan op buitenlandse acquisities van gezondheidszorgcapaciteiten (voor de productie van medische of beschermende uitrusting) of aanverwante industrieën, zoals onderzoeksinstellingen (voor de ontwikkeling van vaccins).
Bijgevolg publiceerde de Europese Commissie (EC) haar ‘Guidance on FDI and free traffic of capital from third countries and the protection of Europe’s strategy assets’. De resulterende Europese FDI-screeningsrichtlijn omvat ondermeer een mechanisme dat de uitwisseling van informatie en statistieken tussen Europese lidstaten over directe buitenlandse investeringen en over de investeringsstrategie en doelstellingen van derde landen vergemakkelijkt. Een buitenlandse acquisitie die gevolgen zou kunnen hebben voor de belangen of projecten van de Unie, kan inmiddels worden onderworpen aan een nader onderzoek door de Commissie, wiens adviezen door de lidstaten zoveel mogelijk in aanmerking moeten worden genomen. De EC riep voorts de Nederlandse regering en andere lidstaten zonder geformaliseerde screeningsinstrumenten op om vaart te maken met de aanpassing van hun FDI-beleid.
De Nederlandse regering heeft haar eigen doelstelling niet gehaald om eind 2020 een wettelijk kader of wetsvoorstel in te dienen ter ondersteuning van de introductie van een dergelijk nieuw FDI-screeningmechanisme. Op 8 december liet de minister van Economische Zaken weten dat het nieuwe wetsvoorstel op zijn vroegst eind Q1 2021 ter goedkeuring aan het parlement zou kunnen worden voorgelegd. Het is onduidelijk of de val van het kabinet-Rutte gevolgen heeft voor dit schema.
Ongeacht de aard van een nieuwe coalitieregering zullen Nederlandse kamerleden een groot voorstander zijn van nieuwe FDI-regelgeving. In het Nederlandse wetsvoorstel zou een clausule worden opgenomen die het mogelijk maakt investeringen en acquisities vanaf 2 juni 2020 met terugwerkende kracht te screenen, mits deze worden gezien als een nationaal veiligheidsrisico. Met andere woorden, een nieuwe Nederlandse regering krijgt naar alle verwachting veel meer juridische bevoegdheden om vijandige overnames of ongewenste buitenlandse investeringen te blokkeren.
Het is goed om erop te wijzen dat de verschillende kabinetten Rutte nooit de opvatting hebben gehuldigd dat Chinese investeringen in Nederland of Europa per definitie de risiko’s op disruptie in de supply chains zouden verhogen, zoals sommige anderen in de EU hebben betoogd. Volgens Rutte stimuleren Chinese investeringen in binnen de EU gevestigde bedrijven voornamelijk de productie in Europa, aangezien voor de lokale bedrijven meer kapitaal beschikbaar komt. Een nieuwe Nederlandse regering, zeker als deze weer onder leiding zou staan van Rutte, zal de deuren voor Chinese investeerders zeker niet volledig (willen) sluiten.
Een nieuw kabinet zal een algehele uitverkoop aan China niet vrezen, temeer daar ons land de afgelopen 3 opeenvolgende jaren al getuige was van een afname van Chinese directe investeringen voorafgaand aan dit nieuwe screeningskader. Maar eventuele nieuwe Chinese investeringen of acquisities in cruciale Nederlandse industriesectoren zullen door de Nederlandse autoriteiten veel grondiger worden onderzocht dan voorheen.
zie ook https://www.politico.eu/article/mo-money-mo-pandas-chinas-influence-in-europe-by-the-numbers/
Ad 2) Export controle regime
In november 2020 bereikten de Raad van Europa en het Europees Parlement (EP) eindelijk een akkoord over een voorstel voor een modernisering van de EU-exportcontroles op gevoelige goederen en technologieën voor zgn tweeërlei gebruik (dual-use goods), waarover enkele jaren hevig is gedebatteerd. Dergelijke items (denk aan nucleaire en speciale materialen, ruimte- en luchtvaart, telecommunicatie, elektronica en computers / software, maritieme apparatuur) hebben veelal civiele toepassingen, maar kunnen ook worden gebruikt voor defensie-, inlichtingen- en rechtshandhavingsdoeleinden. Duitsland, dat naar verluidt goed is voor 50-60% van de EU-export van deze dual-use goederen, heeft tenslotte genoegen genomen met een compromis tijdens zijn EU-voorzitterschap, terwijl het eerder aarzelde om bijv. de verkoop van cybersurveillance-technologieën aan autocratische regimes drastisch aan banden te leggen. De overeenkomst zal de zgn EU-toolbox voor exportcontroles versterken waardoor effectiever geanticipeerd of gereageerd kan worden op veranderende veiligheidsrisico’s en opkomende technologieën.
Er zijn ook due diligence-verplichtingen en nalevingsvereisten voor exporteurs ingevoerd, waarbij wordt erkend dat de particuliere sector een rol speelt bij het aanpakken van de risico’s van de handel in dual-use producten voor de internationale veiligheid. De transparantie zal worden vergroot door de verplichting om rapporten omtrent de verleende vergunningen te publiceren. De tekst van deze nieuwe EU Dual-Use-verordening moet dit jaar nog formeel worden aangenomen door de Europese staatshoofden en het EP.
Het zou de EU ook meer in de pas doen lopen met het meest recente exportcontrolebeleid van de VS. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de beoordeling van potentieel gevoelige dual use goederen en de bijbehorende vergunningverlening ligt bij de individuele EU-lidstaten, waardoor er wel ruimte blijft voor het toepassen van verschillende standaarden en interpretaties. Aan de andere kant, indien correct toegepast, zouden de nieuwe criteria de EU in staat kunnen stellen om als een sterkere entiteit op te treden bij het controleren van bepaalde gevoelige exportproducten, zoals bij die goederen die gerelateerd zijn aan biometrie en cybersecurity technologieën. De criteria beogen eveneens om een extra controle- en beschermingslaag in te stellen, door te eisen dat opkomende technologieën niet worden ge-of misbruikt door het importerende land om mensenrechten te schenden.
In mijn blog van september schreef ik dat de Nederlandse regering haar eigen nieuwe exportcontroleregime zou instellen, gedreven door een steeds kritischer Nederlands parlement en niet aflatende Amerikaanse druk, als de EU er niet in zou slagen om snel tot overeenstemming te komen. In zo’n scenario zou Nederland hoogstwaarschijnlijk de laatste Amerikaanse richtlijnen hebben gevolgd. De toekomstige Nederlandse regering zal nu -naar we mogen aannemen- gewoon het EU-akkoord ratificeren, terwijl het parlement het huidige demissionaire kabinet zou kunnen pushen om zich er al volledig aan te houden voordat de ratificatie zelfs is voltooid. Het nieuwe exportcontroleregime zal aanzienlijke gevolgen hebben voor het zakendoen in dual-use producten, ook voor Nederlandse bedrijven en universiteiten die bijv. actief zijn op het gebied van AI en gezichtsherkenningssoftware.
ASML, wiens delicate en unieke positie meerdere keren is belicht door mijngroeve.nl, heeft de nieuwe realiteit voor het eerst publiekelijk erkend. CEO Wennink zei een paar dagen geleden dat hij op korte termijn geen grote verandering verwacht in de relatie tussen de VS en China vanwege de rivaliserende pogingen van de supermachten om toonaangevende technologie te beheersen, inclusief halfgeleidersystemen geproduceerd door ASML. “Om eerlijk te zijn, dit raakt de kern van het industriebeleid in beide landen. Het gaat om halfgeleiders, het is technologie die fundamentele waarde zal creëren, dus dat zal niet veranderen en we zullen daarmee moeten leven “, zei hij tegen Reuters. https://www.reuters.com/article/us-asml-ceo/asml-ceo-sees-us-china-trade-antagonism-outlasting-trump-idUSKBN29J1OJ
Maar niet alleen de VS en China, ook de EU zelf wil meer controle krijgen over deze waardevolle halfgeleiderkennis en de positie van haar eigen industrie in dit cruciale segment aanzienlijk versterken. Met de invoering van het nieuwe exportcontrolekader van de EU kan ASML ongetwijfeld fluiten naar een spoedige exportvergunning voor zijn unieke EUV-lithografische apparatuur naar China. Het Nederlandse bedrijf biedt Nederland en de EU een substantiële invloed of zgn ‘leverage’ over China. ASML neemt een volstrekt unieke, dominante positie in de toeleveringsketen van halfgeleiders in, die Den Haag en Brussel niet langer zomaar op de koop toe kunnen en willen nemen.
Ad3) Academische uitwisselingen
De Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), mevrouw Van Engelshoven, informeerde net voor Kerst de Tweede Kamer over de status van de samenwerking van Nederlandse universiteiten met Chinese partners en kondigde tegelijkertijd een pakket van zogenaamde ‘landenneutrale’ maatregelen aan gericht op het vergroten van ‘kenniszekerheid’. Haar brief was een reactie op de groeiende bezorgdheid in het parlement over de naïviteit van Nederlandse universiteiten in hun omgang met Chinese instituten en bedrijven en het gebrek aan begeleiding door de Nederlandse overheid om te voorkomen dat waardevolle, gevoelige knowhow zomaar verloren gaat: op basis van de gekoesterde principes van academische vrijheid, autonomie en zelfregulering, is het de taak van de universiteiten om deze risico’s, uitdagingen, voor- en nadelen van het werken met China zelf te evalueren . Zie ook https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/het-nederlandse-china-beleid-groeiende-parlementaire-onvrede/
Het afgelopen decennium is het absolute aantal Chinese studenten in Nederland toegenomen, blijkt uit een quick scan die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) namens de overheid heeft uitgevoerd onder 6 Nederlandse universiteiten **, waarbij notabene de twee in Amsterdam, beide ook populair onder jonge Chinezen, buiten beschouwing werden gelaten. In 2010 waren er 1.170 Chinese studenten ingeschreven aan die zes deelnemende universiteiten, in 2019 was dit aantal gestegen tot 2.155 Chinese studenten. Chinese studenten studeerden voornamelijk op het gebied van landbouw, technologie, economie en natuurwetenschappen. In 2019 stond China op de derde plaats qua aantal studenten in Nederland, na Duitsland en Italië.
Uit de quick scan bleek ook dat Nederlandse hoogleraren of onderzoekers vaak ‘bottom-up’ samenwerkingen met de VRC zijn aangegaan. Hierdoor komen deze samenwerkingen niet automatisch onder de aandacht van het centraal bestuur van hun instituut. Oftewel, op institutioneel niveau blijkt vaak geen strategische afweging plaats te vinden op welke terreinen men wil samenwerken met Chinese instellingen en wat Nederland zelf ten goede zou komen. De motivatie voor samenwerking aan Nederlandse zijde lijkt regelmatig te worden ingegeven door puur financiële- of reputatieoverwegingen, dat wil zeggen door de wens om samen te werken met een bekend Chinees bedrijf of een gerenommeerde Chinese universiteit die hoog staat aangeschreven louter om de eigen financiële positie en / of reputatie op het internationale toneel te versterken. Zo wordt de weg geplaveid om vervolgens nog meer Chinees talent en geld aan te trekken.
Een centraal overzicht van wat en hoeveel Chinese promovendi in Nederland hebben gestudeerd, ontbreekt. Vooral degenen die studeren met een Chinese beurs of met een extern contract hebben de kans om onder de radar te vallen. Een deel van de onderzoeken van de promovendi was/is gericht op ‘nieuwe generatie IT’, inclusief hoogwaardige computergestuurde machines en robots. Sommigen van hen hadden/hebben zelfs banden met universiteiten die worden genoemd in de ‘The China Defence Universities tracker’, een tool die in Australië is ontwikkeld om westerse universiteiten en onderzoekers inzicht te geven in instellingen in China en schadelijke, gevoelige samenwerkingen te vermijden.
De CCP onder Voorzitter Xi heeft nauwe banden opgebouwd tussen de Chinese civiele universiteiten en militaire- en veiligheidsdiensten. Die inspanningen, bekend als ‘militaire-civiele fusie’, zijn de afgelopen jaren enorm versneld. Uit onderzoek door de China Defense Universities Tracker is gebleken dat een steeds groter aantal Chinese universiteiten zich bezighoudt met defensieonderzoek, daarbij samenwerkend met het leger en conglomeraten binnen de defensie-industrie. Minstens 15 civiele Chinese universiteiten zijn betrokken bij cyberaanvallen, illegale export of spionage. Het is bekend dat de conglomeraten van de Chinese defensie-industrie toezicht hebben gehouden op agentschappen van ten minste negen universiteiten en duizenden van hun werknemers hebben uitgezonden om in het buitenland te worden opgeleid. https://www.aspi.org.au/report/china-defence-universities-tracker
Desondanks ontbreekt het in de Nederlandse academische wereld aan bewustzijn over de risico’s en uitdagingen bij het werken met Chinese instituten en onderzoekers. De Nederlandse regering gaf in haar Kamerbrief eindelijk toe dat er maatregelen zouden moeten worden genomen om de Nederlandse universiteiten te helpen die risico’s beter te beheersen en het bewustzijn te vergroten. Om deze instituten te ondersteunen bij hun evaluaties, beschreef het kabinet plannen om in de loop van 2021 ‘een expertise- en adviesloket’ op het gebied van kennisbescherming op te richten, dat door de universiteiten zou kunnen worden geraadpleegd voor vrijblijvend, niet-bindend advies.
Last but not least beloofden de ministers van Justitie, Economische Zaken en OCW te komen met een alomvattend, nieuw ‘landenneutraal’ toetsingskader, duidelijke overheidsprocedures- en regelgeving over kennisdeling die invloed heeft op defensie en nationale veiligheid, die tezamen een systematische, gecoördineerde aanpak mogelijk zouden moeten maken. Daarnaast heeft het kabinet aangegeven voorstander te zijn van invoering van een centrale registratie van promovendi, al zou de coördinatie en uitvoering van dit initiatief ongewijzigd bij de universiteiten moeten blijven berusten.
Ondertussen was het kabinet afgelopen zomer ook al een dialoog gestart met de universiteitsbesturen over het waarborgen van kennis, waaraan naast de verschillende ministeries ook de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben deelgenomen. Richtlijnen, checklists en zelfevaluatie-instrumenten kunnen voor instellingen een nuttige rol spelen om inzichtelijk te maken waar bij internationale samenwerking op gelet moet worden. Verschillende landen werken al met dergelijke richtlijnen, zoals Australië, Duitsland en Zweden. Op basis van die voorbeelden is het ministerie van OCW begonnen met de ontwikkeling van nieuwe (niet-bindende) richtlijnen voor kennisbescherming, die naar verwacht in 2H2021 beschikbaar worden gesteld voor universiteiten …
Daarnaast wordt in het kader van de totstandkoming van het ‘landenneutrale’ afwegingskader een inventarisatie gemaakt van vakgebieden en disciplines die om redenen van nationale veiligheid bescherming behoeven. Er worden criteria ontwikkeld op basis waarvan gevoelige technologieën kunnen worden geïdentificeerd. Ook zal rekening worden gehouden met buitenlandse (onderzoeks) financiering, om situaties van overmatige (financiële) afhankelijkheid van buitenlandse partners, met mogelijke gevolgen voor de academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit, te voorkomen. Deze inventarisatie moet resulteren in een ‘landenneutraal’ systeem van regels en voorschriften dat ‘dynamisch en toekomstbestendig’ is en dat rekening houdt met nieuwe dreigingen en opkomende technologieën. Maar zo’n nieuw afwegingskader of systematische aanpak vraagt om nieuwe wetgeving: hierdoor zal het raamwerk realistisch gezien op zijn vroegst in 2023 in werking treden, zo blijkt uit de briefing van de regering eind vorig jaar …
Verder overwoog het laatste kabinet-Rutte om bestaande samenwerkingen inhoudelijk te laten toetsen en onderzoeken door een onafhankelijke adviescommissie met experts die kennis hebben van de als kritisch ervaren disciplines. Deze commissie zou de minister van OCW dan kunnen adviseren of eventuele samenwerkingen dienen te worden stopgezet … Het zou mijngroeve.nl niet verbazen als een nieuwe Nederlandse regering deze overweging in praktijk gaat brengen.
Al het bovenstaande wijst op een fundamentele verschuiving in het denken bij de Nederlandse overheid over de behoefte aan- en mogelijkheden voor kennisbescherming. In heel Europa gebeurt hetzelfde. Een gevoel van urgentie is eindelijk neergedaald in Den Haag, de vraag is of al deze vooraf aangekondigde initiatieven ernstige vertragingen zullen oplopen als er op korte termijn geen nieuwe coalitieregering in Nederland wordt gevormd. De Nederlandse kamerleden zullen waarschijnlijk grote druk uitoefenen op het nieuwe kabinet om het opzetten van een systematisch toetsingskader tot topprioriteit te verheffen.
Net als ASML zal ook de Nederlandse academische gemeenschap wakker moeten worden voor deze nieuwe realiteit. De samenwerking met China zal in de toekomst veel meer onder de loep worden genomen en zal zowel moeten voldoen aan het nieuwe EU-exportcontroleregime als aan nieuwe Nederlandse overheidsbeoordelingsregels en inspecties. De tijden van het freewheelen, zoals in het verleden, zijn voorbij.
Interessant is dat de Nederlandse ministers in een andere reactie aan Nederlandse kamerleden schreven dat de Nederlandse regering momenteel “geen mogelijkheid ziet om China toe te voegen” aan de lijst van hoge risicolanden die onder zeer streng toezicht vallen, zoals Iran of Noord-Korea, die worden geconfronteerd met VN- en EU-sancties, die natuurlijk niet van toepassing zijn op de VRC. Deze verklaring sluit een dergelijk Nederlands optreden echter niet uit in het geval van eventuele toekomstige EU-sancties tegen China.
ad 4) Huawei
De Huawei-soap in Europa is breed uitgemeten in mijngroeve.nl. Volstaat te zeggen dat de Tweede Kamer grote zorgen heeft over de aanpak van het kabinet Rutte (kern-periferie scheiding van het netwerk), dat Huawei (apparatuur) officieel wel een rol toekent in tenminste een deel van het 5G-netwerk. Steeds meer EU-landen hebben besloten om Huawei-apparatuur volledig te verbieden of uit te faseren, maar Duitsland en Nederland, de twee belangrijkste handelspartners van China in de EU en beiden sterk afhankelijk van Huawei’s 3 & 4G-apparatuur, zijn nog niet zo ver gegaan.
Op 17 december bereikte het Duitse kabinet eindelijk overeenstemming over het ontwerp van een nieuwe wet die de autoriteiten de macht geeft om het Chinese telecombedrijf uit te sluiten van s’lands 5G-netwerken vanwege bezorgdheid over cybersecurity. Een deel van de wet schrijft voor dat bedrijven die netwerken opzetten, ambtenaren van het Bundesamt für Sicherheit in der Informationstechnik (BSI) moeten informeren over kritieke componenten voor implementatie, die vervolgens kunnen worden goedgekeurd of afgewezen uit het oogpunt van nationale veiligheid. Aspecten van de toeleveringsketens van deze bedrijven, zoals de apparatuur leveraciers, moeten ook worden geanalyseerd op hun “betrouwbaarheid” om ervoor te zorgen dat de producten niet kunnen worden gebruikt voor spionage of digitaal terrorisme. Het wetsontwerp moet dit jaar nog door het Duitse parlement worden aangenomen.
Het is onduidelijk of uiteindelijk alle Huawei-apparatuur zal worden verboden en vervangen in Duitsland en Nederland, zoals het VK heeft besloten. De Nederlandse overheid heeft wel de macht om telecomoperatoren op ieder moment te dwingen Huawei-apparatuur te vervangen of de aankoop te verbieden, maar alle gedetailleerde discussies over de uitrol van 5G en de bijbehorende veiligheidsmaatregelen worden nu achter gesloten deuren gevoerd, officieel vanwege bezorgdheid over de nationale veiligheid. Merkel en Rutte hebben jarenlang nooit de moeite genomen om hun burgers en telcomoperatoren te informeren dat de keuze voor Huawei niet alleen een kwestie van economie/geld of technologie zou zijn, maar ook raakt aan het vraagstuk van nationale veiligheid en transatlantische samenwerking (zie de NAVO die fel is gekant tegen Huawei). Rutte heeft kennelijk nooit geloofd of verwacht dat het tot een nationale veiligheidskwestie zou kunnen uitgroeien: wie dat wel deed, wordt nu in het duister gehouden om … redenen van nationale veiligheid! Zie ook https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/den-haag-brussel-washington-huawei-de-grote-schoonmaak/
ad 5) Einde van ‘Business First‘
De opeenvolgende kabinetten Rutte volgden overwegend een business first-benadering in hun omgang met China, zoals de meeste Europese landen. In Den Haag en in Nederlandse industriële kringen verwachtte waarschijnlijk niemand echt dat China het autoritarisme snel zou opgeven, in het bijzonder nadat Xi aan de macht kwam, maar ze dachten wellicht wel dat het land zich zou openstellen voor meer concurrentie, net zoals het Westen had gedaan voor China.
Helaas is dit niet echt gebeurd onder Xi, die economische en politieke hervormingen uitstelde en het belang van zelfredzaamheid en autarkie voor China begon te benadrukken, terwijl hij alle macht binnen de CCP naar zich toetrok met de rechtvaardiging dat alleen hij China weer groot zou kunnen maken. De Chinese President voor het leven is er vast van overtuigd dat Amerika in een onomkeerbare, vrije val verkeert, terwijl hij thuis met veel elan zijn autocratische ontwikkelingsmodel verheerlijkt als de enige manier om ‘China nieuw leven in te blazen’.
Geleidelijk is de perceptie van China onder de Europese politieke elite beginnen te veranderen mede door toedoen van het optreden van Xi. Sinds het voorjaar van 2019 volgt de EU het officiële adagio dat China tegelijkertijd op verschillende beleidsterreinen een samenwerkingspartner is met wie Europa nauw op elkaar afgestemde doelstellingen heeft, een onderhandelingspartner met wie de EU een evenwicht moet vinden tussen gedeelde belangen, een economische concurrent die technologisch leiderschap nastreeft, en een systeemrivaal die alternatieve bestuursmodellen promoot.
Vanwege deze meervoudige rollen van China heeft de EU het afgelopen jaar gemengde signalen de wereld in gestuurd over haar prioriteiten in de relatie met de VRC. Brussel heeft herhaaldelijk het belang benadrukt van de deelname van Beijing aan de internationale (rechts)orde. De onlangs gesloten investeringsovereenkomst (CAI), die door beide partijen is geprezen als een groot succes, onderschrijft de perceptie en rol van China als een lucratieve partner, die in ruil voor zijn inzet om de economische samenwerking te vergroten moet worden beloond met voortdurende toegang tot de Europese markt. https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/voor-het-blok-eu-china-investeringsakkoord-ratificatie/
Maar het nieuw overeengekomen EU-exportcontroleregime en de EU-richtlijnen voor FDI-screening en academische samenwerking duiden op een sterke Europese angst voor de VRC en drukken de wens uit om de toegang van China tot de EU en de Europese knowhow juist te beperken. Het uitblijven van enigerlei repercussies van Europese kant tegen het China van Xi na zijn acties in Hong Kong en zijn mensenrechtenschendingen in Xinjiang roept tegelijkertijd de vraag op hoe de EU precies wenst op te komen voor het internationale rechtssysteem en de Europese waarden en idealen in de uitwisseling met China in diens rol als systeemrivaal. In hoeverre moet een erkende rivaal weerstand worden geboden, tegemoet worden gekomen of zelfs gesust en tevreden worden gesteld? Hoe kan en wil Europa in de komende jaren regelgeving vorm geven die robuuster en effectiever wordt gehandhaafd om ons systeem van internationale regels veilig te stellen en te verstevigen?
Het argument dat voortdurende dialoog en betrokkenheid met Xi de beste kans op positieve resultaten biedt, is onder vuur komen te liggen in het EP en in de parlementen in heel Europa. Bedrijven worden in toenemende mate bekritiseerd of blootgesteld omdat ze nog steeds afhankelijk zijn van Chinese dwangarbeiders of zelfcensuur uitoefenen uit angst voor het verliezen van zakelijke kansen in China of voor represailles van de CCP. Voor sommige parlementsleden is ondertussen de rol van China als systeemrivaal zwaarder beginnen te wegen dan die andere rollen.
De business first doctrine is in zo’n klimaat voor geen enkele nieuwe Nederlandse of Europese regering meer houdbaar. Het wordt zelfs een hele uitdaging voor Den Haag en de EU om opnieuw een hecht transatlantisch partnerschap te smeden zolang men aan de andere kant van de oceaan denkt dat de EU onvoldoende prioriteit of aandacht geeft aan China’s rol als systeemrivaal. Zal de huidige EU-strategie voor China in 2021 een werkbare aanpak blijken te zijn? Of bewijst de Huawei-saga in Duitsland en Nederland eigenlijk dat het vrijwel onmogelijk is om een balans te vinden tussen China als partner, concurrent en systeemrivaal?
Ad 6) Actieplan
Op 7 december 2020 heeft de EU eindelijk een wereldwijd sanctieregime ter bescherming van mensenrechten aangenomen. Net als bij de Amerikaanse Magnitsky Act zal dit kader de EU in staat stellen zich te richten op personen, entiteiten en lichamen die verantwoordelijk zijn voor, betrokken zijn bij of geassocieerd worden met ernstige mensenrechtenschendingen en -misbruiken wereldwijd, ongeacht waar ze zich hebben voorgedaan. Het nieuwe sanctieregime maakt het mogelijk om op te treden door bijv. tegoeden en economische middelen van gesanctioneerde personen, entiteiten en organisaties te bevriezen.
Als Xi’s China zijn agressieve houding, die weinig anders lijkt te onderstrepen dan de notie dat de VRC bovenal een systeemrivaal is, weigert af te zwakken, zal de roep om de implementatie van sancties in verschillende fasen en niveaus luider worden in het Nederlandse parlement en binnen de EP. Den Haag en de EU hebben hun rode lijnen in de uitwisseling met China tot dusver nooit opgehelderd. Blijkbaar was Xi’s annexatie van Hong Kong er niet een. Een miljoen Oeigoeren in ‘heropvoedingskampen’ ook niet. Maar dreigt deze passieve houding niet welhaast onverdedigbaar en beschamend voor de EU te worden als het China van Xi zal volharden in het arresteren van politieke tegenstanders en doorgaan met het volledig uithollen van de scheiding der machten in Hongkong, met het verder uitbouwen van zijn militaire capaciteiten in de Zuid-Chinese Zee en het voortdurend bedreigen van Taiwan? Een nieuwe regering in Den Haag kan maar beter haar rode lijnen bepalen en samen met Brussel een actieplan formuleren om voorbereid te zijn op zo’n ‘worst case scenario’.
Ad 7) Taiwan
De Nederlandse overheid maakte in de jaren tachtig een ommekeer in haar beleid ten aanzien van Taiwan. Na het akkoord in 1980 met Taipei om onderzeeërs aan Taiwan te verkopen, beloofde in 1984 het toenmalige Nederlandse kabinet plechtig aan Beijing om nooit meer wapens of militair materieel te verkopen aan de eilandstaat en zich strikt te houden aan het zogenaamde Eén-China-beleid. Deze belofte geldt nog steeds: in ruil daarvoor kon Holland zijn commerciële relatie met de VRC snel uitbreiden, hoewel de zakelijke banden met Taiwan nooit werden verbroken. Nederland is sinds 2003 de op een na grootste handelspartner van China binnen de EU.
De Taiwanese kwestie zal in 2021 centraal komen te staan. https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/taiwan-in-de-hoofdrol / Hoewel noch de toekomstige Nederlandse regering, noch de meerderheid van het Nederlandse parlement waarschijnlijk voorstander zal zijn van hervatting van de verkoop van militair materieel aan Taipei of voor het verwerpen van het één-China-beleid, gaan er wel meer stemmen in Den-Haag en Europa op om het democratische Taiwan meer zichtbaarheid op het internationale toneel te geven via bijv. toelating tot WHO & WTO. Hoe dit te realiseren zonder de woede van Beijing over zich af te roepen wordt een belangrijke vraag: het in twijfel trekken of ondermijnen van de soevereiniteitsclaims van het communistische China over het eiland is immers een vette rode lijn voor de CCP …..
Interessant genoeg bracht in september 2020 een delegatie van de Tsjechische Senaat al een bezoek aan Taipei, waarbij ze een ontmoeting had met president Tsai Ing-wen, wat leidde tot een woedende reactie van China dat verklaarde dat het leiderschap van de Tsjechische Republiek “een hoge prijs” zou betalen. Het bleef opvallend stil in de meeste Europese hoofdsteden toen hun Tsjechische collega’s door de CCP werden berispt. Als de EU meer aan de zijde van de Taiwanese democratie wil staan, is een verenigd Europees front een absolute voorwaarde en een gecoördineerd Taiwan-beleid een must. Taiwan dreigt uit te groeien tot een testcase voor de inzet en toewijding van Europa (en Amerika) bij het opkomen voor democratie in Azië.
Nog maar een paar weken geleden kondigde de Trump-regering de opheffing aan van alle zelfopgelegde beperkingen op interacties met Taiwanese counterparts door Amerikaanse diplomaten, medewerkers en functionarissen van overheidsdiensten. Dit besluit betekent bijvoorbeeld dat Taiwanese functionarissen vergaderingen kunnen bijwonen op het ministerie van Buitenlandse Zaken of het Witte Huis in plaats van op niet-officiële locaties elders, zoals hotels. Het is onwaarschijnlijk dat President Biden deze laatste maatregelen van Trump onmiddellijk ongedaan zal maken, hoewel hij zijn krachtige steun zal blijven uitspreken voor “een vreedzame oplossing van grensoverschrijdende kwesties in overeenstemming met de wensen en het beste belang van de bevolking van Taiwan”. Het opgeven van het One China-beleid zou een aardsverschuiving in het Amerikaanse beleid betekenen, het lijkt onwaarschijnlijk dat dat spoedig of uberhaupt ooit zal plaatsvinden.
Maar iedere nieuwe Nederlandse regering kan maar beter haar standpunt over de kwestie Taiwan herbestuderen en – zoals gezegd – aandringen op een snelle coördinatie en overeenstemming op Europees niveau. Hoe kan in deze kwestie manoeuvreerruimte worden gecreëerd tegen de achtergrond van de aanhoudende Chinese (diplomatieke) dreigementen? Europa heeft zich tot dusverre gehouden aan soortgelijke zelfopgelegde beperkingen tegenover Taiwan als de VS (tot voor kort) uit angst Beijing tegen zich in het harnas te jagen. Maar aangezien Xi eenzijdig de gezamelijke Brits-Chinese verklaring over Hong Kong aan zijn laars heeft gelapt, doemt de vraag op of het Tsjechische voorbeeld en het recente Amerikaanse besluit tot meer discussie op EU-niveau zullen leiden om te komen tot minder beperkingen in de betrekkingen en interacties met Taiwan en Taiwanese overheidsfunctionarissen….
Ad 8) Publiek debat
Terwijl China eindelijk een terugkerend onderwerp is geworden in de Nederlandse parlementaire debatten en de academische wereld en het bedrijfsleven geleidelijk de ogen openen voor de nieuwe realiteit, is het Nederlandse publiek zich nog steeds niet erg bewust van de mogelijke implicaties van de veranderende wereldorde. Het is begrijpelijk dat de Corona-crisis het afgelopen jaar al het nieuws heeft gedomineerd, samen met het chaotische beleid van de grillige President Trump.
Hoewel binnenlandse onderwerpen / beleid (Corona-crisismanagement & economisch herstelplan) ook bij de komende verkiezingen voor de meeste Nederlandse kiezers belangrijker zullen zijn dan buitenlands beleid, kan voor het eerst de relevantie van de EU in relatie tot de opkomst van China een onderwerp van discussie worden. Te grote afhankelijkheid van een onbetrouwbaar autocratisch regime voor bv. medische hulpmiddelen hebben Nederlandse en Europese kwetsbaarheden ook zichtbaar gemaakt voor de gewone burger. Noch is de geheimhouding van China over de uitbraak van het Corona-virus onopgemerkt gebleven.
Het biedt Nederlandse politieke partijen de mogelijkheid om het publiek bewust te maken van het groeiende belang van China en de veranderende wereldorde en een discussie op gang te brengen over bijv. de China-strategie van de EU en de relevantie van de transatlantische relatie en de NAVO, en om te debatteren over hoe in deze moeilijke omstandigheden met de VRC om te gaan, wat te beschermen en wat te delen in de uitwisseling met China, een vraagstuk dat te lang alleen door de regering en grote bedrijven is bepaald. Laten we de verkiezingscampagnes afwachten en nauwgezet volgen alvorens verdere conclusies te trekken.
Het vooruitzicht in 2021
Als het bovenstaande klinkt alsof de vooruitzichten voor de Nederlands-Chinese relatie er somber uitzien, is het goed eraan herinnerd te worden dat China in het verleden wel degelijk pogingen heeft ondernomen het economisch beleid in een marktgerichte richting te sturen en politieke hervormingen door te voeren. We moeten blijven hopen dat het bewind toch een stimulans en gelegenheid zal zien om dit in de toekomst opnieuw te doen. De CAI zou, indien geratificeerd, een belangrijke testcase kunnen worden voor Beijing’s toezegging om haar markten open te stellen.
Maar hoop zou niet langer leidraad van Den Haag of Brussel moeten zijn. Van Xi mag niet worden verwacht dat hij het moment zal gebruiken om een rigoureuze hervormingsagenda door te voeren. Integendeel, deze Chinese President stopt maar niet met het benadrukken van het belang van zelfredzaamheid boven een open, internationale markt. Onder zijn leiding is de rol van staatsbedrijven weer toegenomen. Xi voelt zich ook zeer comfortabel en zelfverzekerd om het Chinese autocratische ontwikkelingsmodel in andere delen van de wereld te promoten.
Tegelijkertijd heeft China onveranderd toegang nodig tot westerse landen, markten en knowhow om zijn toekomstige economische groei veilig te stellen en zijn binnenlandse industrie te verbeteren. Je zou zelfs kunnen stellen dat China de VS en de EU harder nodig heeft dan andersom om te slagen in zijn moderniseringsplannen. Convergentie en divergentie, twee tegenstrijdige trends, manifesteren zich terzelfdertijd op volle kracht op wereldwijde schaal, niet voor de eerste keer in de geschiedenis.
Door in te stemmen met de CAI, lijkt China vastbesloten zich open te stellen voor de instroom van buitenlands kapitaal, maar haar belangrijkste leider blijft maar zijn voorkeur voor staatsplanning en zelfvoorziening prediken. Evenmin kan de onderlinge afhankelijkheid van het Westen met China gemakkelijk of snel ongedaan worden gemaakt zonder de kansen op een snel economisch herstel te riskeren. De EU is proactief op zoek naar ‘strategische autonomie’, maar blijft voor militaire bescherming liever op de VS vertrouwen. Europa wil graag met de VS een diplomatiek front tegen China vormen, maar maakt zich zorgen dat de ‘America first’-ideologie opnieuw de kop kan opsteken als over vier jaar wederom een Republikein tot president zou worden verkozen. Biden wil het multilateralisme nieuw leven inblazen en de banden met Europa herstellen, maar kan de sterke onderstroom in de Amerikaanse samenleving die Amerika altijd op de eerste plaats wenst te zetten niet negeren.
De taak voor de VS, de EU en China is om een gemeenschappelijke basis te vinden ondanks al deze tegenstrijdige trends, wetende dat er nieuwe wereldwijde uitdagingen zijn ontstaan met betrekking tot privacy, datacontrole en -bescherming, digitale veiligheid en technologiestandaardisatie en zeggenschap/controle over de ruimte/space.
We hoeven natuurlijk niet per se gelijkgestemd te zijn in onze economische of politieke systemen of ideologie om te erkennen dat we ons in hetzelfde mondiale schuitje bevinden, wat ons in principe dwingt nauw samen te werken, ongeacht de systeem verschillen. Noch zijn de overgrote meerderheid van de goederen waarvoor China, de Verenigde Staten of de EU duidelijke comparatieve voordelen hebben strategisch relevant, waardoor de mogelijkheden voor samenwerking en het voortbestaan van commerciële betrekkingen ongewijzigd blijven. Nederlanders kunnen heus nog handel drijven met China, maar dan wel met meer voorzichtigheid, terughoudendheid en toezicht. Samenwerking met de VRC op het gebied van klimaatbeheersing en milieubescherming is eveneens mogelijk.
Maar de fundamentele verschillen tussen de VS en de VRC zullen vooralsnog voortduren, temeer daar het Amerikaanse Congres eensgezind is in zijn opvatting dat China een grote bedreiging vormt voor de internationale rechtsorde alsmede voor Amerika’s nationale veiligheid en dominantie. Het Biden-presidentschap zou hoogstens een periode van ontspanning kunnen inluiden, na de hoogspanning waarmee de relatie met China gepaard ging onder Trump. Een verdere ontkoppeling tussen het Westen en China op gevoelige gebieden zoals hightech, halfgeleiders, 5 & 6G en luchtvaart / ruimtevaart lijkt desalniettemin steeds waarschijnlijker, zeker als Xi China ervan afziet om ingrijpende hervormingen door te voeren en het wereldwijde vertrouwen te herstellen.
De overtuiging van de Chinese President en zijn aanhangers dat Amerika gedoemd is ten onder te gaan, is mogelijk ernstig versterkt door de puinhoop en de politieke crisis die Trump heeft achtergelaten. De grote Roerganger Xi zou meer dan ooit tevoren in dit verkeerde geloof kunnen blijven hangen en de vlammen binnen de Partij verder aanwakkeren dat de VRC op de goede weg is met haar mercantilistische en agressieve beleid ’to make China great again’, en route om de VS te vervangen als de dominante macht van de wereld. Tot dusver heeft niemand in de CCP het aangedurfd om op te staan om dit snel om zich heenslaande vuur te blussen.
Ps: Op 21 januari 2020 diende de Tweede Kamer een lijst van >100 ‘feitelijke vragen’ m.b.t. de aard, omvang, bereik, waarborging, timing, controle, dispuutregeling etc van het investeringsakkoord met China in ter beantwoording door de (demissionaire) regering Rutte. In mijn beleving is het de eerste keer dat de Kamer meer dan 100 vragen (!!) over een akkoord met China heeft ingediend, ratificatie door een nieuwe kabinet en het EP lijkt daarmee allerminst verzekerd.
Zie ook: https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/corona-en-5g-china-en-de-wereldwijde-vertrouwenscrisis/ alsmede https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/export-verbod-asml-euv-steppers-wie-wordt-het-volgende-slachtoffer-in-de-geopolitieke-technologie-oorlog/ en https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/taiwan-gevangen-temidden-van-de-geopolitieke-technologie-oorlog/ en https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/van-kemenade-china-b-v/
**= de zes betrokken universiteiten: TU Delft, TU Eindhoven, TU Twente,: Universiteit Wageningen, Erasmus Universiteit Rotterdam, Rijksuniversiteit Groningen. In de data van wetenschappers uit China zijn die van de Universiteit Utrecht plus de UVA en VU van Amsterdam niet meegerekend omdat voor deze universiteiten gegevens naar herkomst voor de periode 2016 tot en met 2019 ontbreken. De gegevens van RVO zijn exclusief wetenschappers die geen arbeidsovereenkomst hebben met de universiteit (bv. promovendi die aan de universiteit werken met een extern gefinancierde onderzoeksbeurs).