Image: Qiang jun meng Zhongguo meng ( 强军梦中国梦), “The dream of a strong army, the Chinese Dream” Chinese propaganda poster, 2015: see https://chineseposters.net/posters/e37-932 © No copyright infringement intended. All rights belong to their respective copyright owners
18 Feb 2022_Met de nodige vertraging en in sommige gevallen frisse tegenzin zijn Europese beleidsmakers de economische betrekkingen met China gaan beschouwen zoals hun tegenhangers in Beijing altijd al hebben gedaan: als nog een strijdtoneel in een allesomvattend gevecht om de macht. Zelfs onder de doorgewinterde voorstanders van vrijhandel in Europese hoofdsteden, regeringen en parlementen klinkt tegenwoordig de roep om ‘industrieel beleid’ en bescherming van strategische industrieën. Inherent aan die ‘wake-up’-berichten is de oproep om de economische benadering van Xi Jinping eindelijk te zien en te benaderen voor wat ze is: een vorm van mercantilistische concurrentie waarbij de staat en de particuliere sector systematisch worden samengebracht in een poging om de doelstellingen van de staat te verwezenlijken.
China’s toetreding tot de WTO
Toen de VRC in 2001 lid werd van de Wereldhandelsorganisatie, dachten veel Europese leiders dat economische liberalisering zou leiden tot politieke hervormingen in China. Experts op het gebied van handelsbeleid waren van mening dat communistisch China de vrije markt zou omarmen, geleidelijk alle marktbeperkingen zou opheffen en buitenlandse bedrijven niet langer zou dwingen technologie over te dragen. Het is er nooit echt van gekomen. Het heeft bijna twee decennia geduurd voordat beleidsmakers en bedrijfsleiders in Europa de opkomst van China’s alternatieve vorm van kapitalisme volledig erkenden.
Het sterke geloof in de voordelen en werking van de vrije markt verklaart waarom politici en leidinggevenden lange tijd het nationale veiligheidsaspect in de economische en technologische uitwisseling met de VRC hebben gebagatelliseerd. Het moderniserende China werd niet gezien als een strategische bedreiging en werd verondersteld stevig aan de kant van het Westen te staan. Westerse bedrijven en overheden tuimelden bijna over elkaar heen bij het verwezenlijken van hun ‘China droom’: het veroveren van de enorme Chinese markt. De handel met China werd een groeimotor voor beide kanten, waarbij men er meestal in slaagde om vriendschappelijk samen te werken, hoewel er vanaf meet af aan duidelijke tekenen van mogelijke grote onenigheid waarneembaar waren.
Terwijl de CCP zich vastklampte aan een industrieel beleid en haar strategische industrieën identificeerde vanaf het moment dat China zich begon open te stellen voor het Westen, namen de voorstanders van de vrije markt vaak niet eens de moeite om de strategische segmenten in hun eigen land te onderscheiden. Naar hun mening zou de vrije markt ervoor zorgen dat iedereen zou groeien en bloeien. De uiteindelijke winnaars en verliezers in deze economische concurrentiestrijd zouden worden bepaald door het principe van het comparatief voordeel.
Maar vrijhandel is goed en creëert rijkdom zolang je een liberaal wereldbeeld hebt dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Dit model van welvaartscreatie is alleen van toepassing als je te maken hebt met handelspartners, waarmee de relaties langdurig zijn en overwegend vriendelijk en coöperatief van aard: immers, zolang jezelf maar rijker wordt, zou het je niet echt veel moeten kunnen schelen of je tegenhanger nog rijker wordt dan jijzelf. Bijgevolg zou in een ideale wereld de toenemende welvaart van China leiden tot meer consumptie en uiteindelijk tot meer import- en minder exportgericht beleid vanuit Beijing, dus tot meer internationale stabiliteit.
China’s binnenlandse ontwikkelingen
Diezelfde voorstanders hadden meestal de neiging de binnenlandse politieke ontwikkelingen in de VRC, die sterk in de richting van een minder ideale wereld wezen, te negeren of bagatelliseren. Onder leiding van Xi Jinping koos China voor een uiterst ambitieus pad van zelfredzaamheid, zoals ooit gekoesterd door zijn grote inspirator Mao Zedong. Die voorkeur was vanaf het begin van het Chinese open-deur-beleid permanent aanwezig als sterke onderstroom in de communistische partij, maar werd vaak veronachtzaamd door Westerse CEO’s en politieke leiders die het te druk hadden met het najagen van hun China droom.
In 2012 sloeg Xi de weg naar slechts zeer selectieve betrekkingen met het Westen in: hij wilde ervoor zorgen dat de Volksrepubliek onmisbaar bleef in de internationale productienetwerken om invloed op de buitenwereld te behouden, terwijl hij tegelijkertijd streefde naar vervanging van buitenlandse goederen door in eigen land gefabriceerde producten in industrieën die als strategisch werden bestempeld.
Bovendien schrapte Xi’s regime met haar doctrine van ‘militair-civiele fusie’ opzettelijk elk onderscheid tussen deze segmenten die ooit als afzonderlijke sferen werden beschouwd. Beijing achtte het behalen van een voorsprong in kritieke technologieën, met welke middelen en op welke wijze dan ook, een cruciaal onderdeel van zijn strategie om uiteindelijk zowel commerciële als militaire superioriteit over de VS te bereiken.
Dit China-first beleid was niet echt voorzien door de voorstanders van de vrije markt, en de implicaties ervan werden ook niet in een vroeg stadium onderkend, omdat de meesten van hen zich nauwelijks konden voorstellen dat de VRC zou kiezen voor een weg van confrontatie die riskeerde alle voordelen teniet te doen die China en de wereld hadden genoten onder de bestaande internationale orde en vrijhandel. Helaas hebben deze voorstanders de ontwikkelingen in de Volksrepubliek verkeerd ingeschat.
Maar omdat we nu een tijd van extreme spanningen zijn ingegaan, zijn zelfs die overtuigde vrije markt aanhangers veel meer dan voorheen geneigd om te denken in termen van relatieve rijkdom en macht versus China in plaats van absolute macht en rijkdom. Als gevolg hiervan worden China’s groeiende welvaart, technologische vooruitgang en power niet langer als een win-winsituatie beschouwd: door het ontbreken van een gelijk speelveld en wederkerigheid in de economische relatie en vanwege China’s supermachtambities, wordt de VRC steeds meer als een bedreiging ervaren voor de veiligheid en rijkdom van het Westen. Het moderniserende China wordt meer en meer beschouwd of afgeschilderd als een systeem rivaal.
VVD/Nederland
Deze gemoedsverandering is bijv. merkbaar bij de liberaal-democratische partij in Nederland, de VVD, en bij haar leider, premier Mark Rutte. In de Nederlandse verhoudingen met China probeerde Rutte jarenlang om economie en politiek gescheiden te houden. Hij noch zijn eigen partij leken zich al te veel zorgen te maken over het gebruik van Chinese technologie in kritieke Nederlandse infrastructuur. De voornaamste focus van Rutte was, net als van veel van zijn Europese collega’s, om het bedrijfsleven van zijn eigen land te helpen om de Chinese markt te veroveren door warme banden op te bouwen met de Chinese overheid, die vooral als partner werd beschouwd. Chinese investeringen en ondernemingen werden aanvankelijk warm onthaald in het Nederlandse koninkrijk. Tot 2019 hield onze premier zelfs herhaaldelijk vol dat de manier waarop het kabinet in de toekomst strategisch zou omgaan met China niets te maken zou hebben met de uitrol van het 5G-netwerk, waarin Huawei volgens de oorspronkelijke plannen een grote rol zou gaan spelen.
Rutte leek stevig in het kamp van mensen te zitten die ervan uitgingen dat Huawei als een normale particuliere onderneming uitgroeide tot een telecomgigant en dat zijn spectaculaire groei puur het resultaat van marktwerking was: het had particulier ondernemerschap vakkundig gecombineerd met hoogontwikkelde technische vaardigheden, een uitgekiend begrip van de internationale markt en een zeer concurrerende prijsstrategie. Geen wonder dat hij ook herhaaldelijk grote waardering uitsprak voor het Chinese bedrijf als gerespecteerde langetermijnbelegger in Nederland. En dat hij meer dan blij was om in 2015 een persoonlijk bezoek te brengen aan het hoofdkantoor van Huawei om de oprichter, Ren Zhengfei, te ontmoeten: de laatste was overigens geen onbekende voor Ben Verwaayen, de naaste adviseur van onze premier.
Ben Verwaayen
De opvattingen van Rutte over Huawei werden waarschijnlijk sterk beïnvloed door Verwaayen, voormalig CEO van British Telecom (BT), als ook van Alcatel Lucent, het Frans-Amerikaanse telecombedrijf. Verwaayen staat bekend als een overtuigd aanhanger van de werking van de vrije markt en is al decennia een prominent VVD-lid.
In 2002 werd deze voormalige algemeen directeur van PTT telecom (KPN) aangesteld als CEO van BT om het met schulden geteisterde Britse telecombedrijf te transformeren van een old school, ouderwets en inflexibel telecombedrijf tot een moderne telecomoperator in een zeer competitieve internationale omgeving: hij slaagde erin om BT te veranderen in een moderne aanbieder van telefoondiensten en een groot breedband netwerk en in een technologie-innovator alsmede wereldwijde speler op het gebied van IT-diensten.
Onder leiding van Verwaayen gaf BT Huawei in 2005 zijn eerste zeer grote contract (ter waarde van £ 10 miljard) in West-Europa, waarbij het diens apparatuur gebruikte om de Britse breedbanddiensten te moderniseren. Huawei werd al snel de grootste leverancier van apparatuur aan BT. Traditionele leveranciers zoals Marconi werden weggevaagd door geavanceerde produkten die tegen zeer lage prijzen werden aangeboden. Groot-Brittannië was dé springplank voor Huawei in Europa, waar het snel doordrong tot de steeds meer ge-dereguleerde en open markten in de EU. Het Chinese bedrijf kon zijn werkzaamheden voor BT aanprijzen om zijn systemen ook in andere delen van Europa geaccepteerd te krijgen.
De opmars van Huawei
Het Chinese bedrijf was een late toetreder en disruptor op de telecom markt. Opgericht in 1988 als distributeur van telefoonschakelaars, begon het met het ontwikkelen van eigen technologie door middel van reverse-engineering van buitenlandse producten en technologieën in een tijd waarin China nog steeds 100% afhankelijk was van buitenlandse import voor telecomapparatuur en buitenlandse spelers al vaste voet aan de grond hadden gekregen via joint ventures. Huawei breidde snel zijn productlijnen en verkoopfocus uit en concentreerde zich op het platteland, waar de omstandigheden vaak extreem uitdagend waren en de marges dun. De buitenlandse spelers gaven prioriteit aan de markten in China’s verstedelijkte gebieden.
Tegelijkertijd begon Huawei zijn R&D te richten op nieuwere segmenten zoals optische netwerkapparatuur en mobiele communicatiesystemen, gedreven door de sterke ambitie van Ren Zhengfei om een concurrerende internationale speler te worden. Huawei sloot contracten af met het Volksbevrijdingsleger en het succes trok de aandacht van de centrale overheid en Chinese banken. Alleen al in 1998 leende het staatsbedrijf China Construction Bank (CCB) Huawei (1998 jaaromzet < $1 miljard) bijna $500 miljoen aan koperskrediet. Een fors bedrag voor Huawei destijds, maar nog meer voor de bank; het vertegenwoordigde 45 procent van het totale krediet van de CCB voor dat jaar.
Om de leercurve te versnellen, ging Huawei gezamenlijke R&D-projecten aan met buitenlandse partners. Motorola stemde ermee in om in 1997 gemeenschappelijke laboratoria op te richten voor onderzoek naar communicatiesystemen. In 2000 bouwden Huawei en Lucent een gezamenlijk laboratorium voor micro- en opto-elektronica. Datzelfde jaar stichtten NEC en Huawei een “3G Internet Open Lab” in Shanghai om een open platform te creëren ter ondersteuning van de mobiele 3G-ontwikkelingen in China en om end-to-end mobiele oplossingen aan operators te leveren. Huawei en Siemens sloten rond diezelfde tijd een ander joint venture verdrag voor de bouw van draadloze netwerken. Alle buitenlandse CEO’s hoopten vanzelfsprekend dat hun bereidheid om JV’s op te richten en R&D-programma’s te delen, hen zou helpen om in de gunst te komen bij de Chinese overheid in hun pogingen om de Chinese markt te veroveren.
Echter zodra China zijn binnenlandse capaciteiten had ontwikkeld, begon het importbelemmeringen op te werpen. Het stopte met het uitgeven van leningen om apparatuur te importeren en paste hoge tarieven toe op de invoer. Vervolgens stond de communistische regering slechts een beperkte deelname van buitenlandse spelers toe in haar binnenlandse telecomindustrie: al onder Deng Xiaoping was die gecategoriseerd als een strategisch segment waarin de CCP absolute controle nastreefde. Halverwege de jaren 2000 gaf de regering informele instructies aan de Chinese staatstelecomoperators om niet minder dan 70% van de 4G-bestellingen toe te wijzen aan apparatuur van Huawei en ZTE. Dit zorgde voor duidelijke voordelen voor China’s binnenlandse aanbieders van telecommunicatieapparatuur.
Huawei & BT
Toen Verwaayen in 2005 een deal sloot met Huawei, presenteerde het bedrijf zich -zoals het nu nog steeds doet- als een onderneming in het bezit van/gerund door zijn werknemers. Het had geen gedetailleerde financiële rapporten, noch een duidelijke eigendoms- of transparante bedrijfsstructuur. Omdat het nooit zijn boekhouding opende, had geen enkele buitenlandse klant of analist goed zicht op de daadwerkelijke financiele status en prestaties van Huawei, van diens winsten of verliezen. Niemand wist hoe het Chinese bedrijf erin slaagde zijn vele nieuwe productontwikkelingen, R&D-projecten en snelle overzeese expansie allemaal tegelijk te financieren. In 2004 meldde Huawei een jaarlijkse omzet van ~ $ 5,6 miljard, die in 2005 groeide tot ~ $ 8,2 miljard, vergeleken met Ericsson’s $ 14,6 miljard en $ 16,7 miljard en Nokia’s ~ $ 35 miljard en ~ $ 39 miljard. Een deel van de inkomsten van deze Scandinavische giganten werd gegenereerd door de verkoop van mobiele telefoons, een markt waarin Huawei rond diezelfde tijd ook zijn intrede deed en zeer succesvol zou worden.
Huawei kon de winst van de snelgroeiende binnenlandse markt voor telecomapparatuur klaarblijkelijk gebruiken om zeer aantrekkelijk geprijsde totaaloplossingen in het buitenland aan te bieden. Huawei’s bewezen staat van dienst in de VRC moet BT hebben overtuigd van de financiële kracht en geloofwaardigheid van het bedrijf. Als CEO van een grote telecomoperator maakte Verwaayen natuurlijk maar al te graag gebruik van Huawei’s agressieve prijsstelling: als Huawei apparatuur aan BT goedkoper zou kunnen verkopen dan de Britten of Europeanen het zelf zouden kunnen maken, dan zou BT die apparatuur vanzelfsprekend moeten aanschaffen: immers zowel BT als Huawei zouden bij zo’n deal gedijen, terwijl het de concurrerende apparatuur aanbieders ertoe zou aanzetten om ofwel competitiever te worden of hun business te differentiëren in overeenstemming met het principe van comparatieve voordelen. Verwaayen heeft -voor zover ik weet- nooit enige bezorgdheid geuit over de nationale veiligheid inzake het inschakelen van Huawei als een belangrijke leverancier van apparatuur in het Britse telecomnetwerk.
Verwaayen was zeer onder de indruk van Huawei’s sterke klantgerichtheid en zijn vermogen om extreem snelle technische ondersteuning te bieden en zijn ontwikkelingsprocessen op verzoek snel aan te passen. Het dilemma waarmee Verwaayen en andere telecomoperators te maken hadden, was dat de voordelen van het kiezen van Huawei tastbaar, meetbaar, onmiddellijk en ten gunste van de koper waren. De uiteindelijke risico’s van zo’n keuze waren, zeker in de tijd van 3- en 4G, nog vrij ver weg of onbekend of moeilijk meetbaar: de beoordeling daarvan werd sowieso overgelaten aan anderen. Het maakte de prijsaanbiedingen van Huawei eenvoudigweg moeilijk te weerstaan.
Maar merkwaardig genoeg was halverwege de jaren 2000 vrijwel elke fabrikant van netwerkapparatuur China’s kostenvoordeel al ongedaan aan het maken met hun eigen in China gevestigde productie. Het resultaat had dus een redelijk vlak en gelijkwaardig kostenplaatje moeten zijn tussen de meeste leveranciers van apparatuur, waarbij de prijzen misschien een beetje omhoog zouden gaan als een bepaalde leverancier een uniek verkoopargument zou hebben en omlaag als ze extreem hongerig zouden zijn om de business te winnen. Huawei was altijd enorm hongerig om te winnen en deed dat ook het vaakst: standaard onderbood het zijn rivalen met 10-30%, soms zelfs met >50%.
Huawei’s offertes oorlog
Huawei deed een bod op elke tender of voor elk contract waar ze konden, overal ter wereld. Het bood tegen prijzen waarvan het wist dat zijn rivalen daaraan niet konden voldoen, althans niet winstgevend. Als Huawei als overwinnaar uit de bus kwam, ontzegde het bedrijf daarmee de concurrentie de inkomsten uit die overwinning. Maar zelfs als Huawei verloor, werden de winnaars meestal door de eindklanten gevraagd om hun uiteindelijke bod te verlagen tot het niveau van Huawei, waardoor hun winstmarges teniet werden gedaan. Door simpelweg altijd een bod te doen wist Huawei zijn concurrentie in ernstige mate te verzwakken.
Vaak leek Huawei te verkopen zonder winstmarge of zelfs niet eens geneigd om de kosten van het maken, installeren en ondersteunen van de apparatuur te willen dekken. Een beursgenoteerd bedrijf zou meerdere vragen van aandeelhouders hebben gekregen over zijn financierings- en liquidatierisico’s door miljarden verliezen te incasseren via enorme aanbiedingen onder de kostprijs, maar Huawei slaagde er kennelijk op de een of andere manier in om winst te maken en te overleven: als privébedrijf was het was geen gedetailleerde uitleg verschuldigd aan aandeelhouders, financiële analisten of klanten.
Het zou nog vele jaren duren voordat sommige buitenlandse verklaringen wat meer licht zouden werpen op het opmerkelijke succesverhaal van Huawei; in december 2019 berekende een onderzoeksteam van de Wall Street Journal dat Huawei $75 miljard aan staatssteun had ontvangen tijdens zijn opkomst tot wereldspeler, waardoor het bedrijf de prijsstelling van rivalen kon ondergraven en tegelijkertijd miljarden in R&D kon blijven pompen. Het bedrijf verkreeg meer dan $ 3 miljard aan rechtstreekse subsidies en landkortingen, de meeste sinds 2008, en genoot $ 25 miljard aan belastingvoordelen.
De WSJ ontdekte ook dat Huawei het land voor zijn enorme nieuwe campus in Shenzhen had verkregen via gemanipuleerde veilingen waarbij de onderneming slechts 10 procent van de daadwerkelijke marktprijs betaalde, wat miljarden dollars bespaarde. De WSJ citeerde verder de burgemeester van Shenzhen, die erkende dat “lokale functionarissen vanaf het begin van de jaren negentig begonnen af te zien van heffingen op Huawei of deze verlaagden.” Ook wordt vermoed dat Huawei substantiële staatssteun heeft ontvangen via directe subsidies en leningen voor zijn overzeese expansie- en R&D-programma’s.
Sommige CEO’s van concurrerende bedrijven deelden ook een paar van hun eigen observaties. Samsung’s EVP Woojune Kim, die reageerde op een vraag in een 2020-sessie voor een Britse parlementaire commissie, getuigde: “We hebben vaak biedingen gezien die qua prijsstelling nergens op sloegen. Geen enkel bedrijf dat verplichtingen heeft richting aandeelhouders en winst moet maken, zou dergelijke biedingen hebben kunnen doen.” Kim bevestigde dat Samsung zeer efficiënt was in het inkopen en samenstellen van apparatuur, maar dat zelfs zijn bedrijf kon niet in de buurt komen van een kostenbasis die hen in staat zou stellen te concurreren met Huawei. Kim stelde dat Huawei’s prijsstelling gewoonweg niet haal-en houdbaar was.
Eerder haalde Mevr. Pat Russo, voormalig CEO van Lucent, al herinneringen op aan een tender waaraan haar bedrijf meedeed om een netwerk uit te rollen in Zuidoost-Azië. ‘Wij boden,’ zei ze. “Nortel bood ook. Later kwamen we erachter dat we ongeveer een miljoen dollar boven Nortel’s bod van $23 miljoen uitkwamen. En toen kwam Huawei met een bod van $10 miljoen.”
Verwaayen bij Alcatel-Lucent
Interessant is dat Verwaayen vervolgens (2008-2012) de opvolger werd van diezelfde Russo bij Alcatel-Lucent (AL), een fusie van > € 10 miljard tussen deze Franse en Amerikaanse telecomapparatuur aanbieders. De fusie had tot doel kosten te besparen en beter te kunnen concurreren met de Chinese competitie, Huawei en ZTE! Verwaayen stelde zichzelf een driejarige doelstelling om het bedrijf, dat worstelde om zijn jaarlijkse omzet (~€ 17 miljard in 2007 en 2008) te vergroten en zijn nettoverliezen onder controle te krijgen, te stroomlijnen en te laten groeien.
In zijn nieuwe rol was Verwaayen dus geen klant meer van Huawei, maar in felle concurrentie met het booming Chinese bedrijf. In 2009 zei hij optimistisch dat de comeback van AL zou aanvangen in lucratieve markten zoals China, waar het zou inzetten op de levering van zijn eerste snelle draadloze netwerken aan de drie grote Chinese telecomoperators. Hij bleek te optimistisch. Toen het eerste jaar voorbij was, waren de verkoopinkomsten van AL gedaald tot € 15,1 miljard en de verkoop in China was nog steeds veel minder dan 1% van de totale inkomsten.
Tijdens zijn periode als CEO waren er veel geruchten over een overname door Huawei van AL, hoewel beide partijen ontkenden dat er gesprekken plaatsvonden. Ondanks het afslanken van het portfolio aan produkten van AL en het reorganizeren van het wereldwijde personeelsbestand, slaagde Verwaayen er niet in het om tij te keren. De jaaromzet van AL bleef dalen: van €15 miljard in 2011 naar 14,4 miljard in 2012, terwijl de nettoverliezen stegen van € 1,1 miljard naar €1,4 miljard. De slechte prestaties in 2012 waren vooral te wijten aan lagere verkopen in Europa (waar Huawei snel aan het uitbreiden was, E.R.) en China (waar de bovengenoemde tenders blijkbaar tot nader order waren uitgesteld. E.R.).
Exit Verwaaijen, de aandeelhouders hadden er schoon genoeg van.
Exit Verwaayen
De CEO nam zijn nederlaag tegen de Chinese concurrentie gracieus op: hij zei dat AL een superieur product- en marktinzicht had, maar Huawei “rende ons voorbij” om hun producten op de markt te brengen. “Ze waren meedogenloos in focus, meedogenloos op prijs.” Twee jaar later was het lot van AL bezegeld: de Alcatel Lucent-groep, de kern van het bedrijf dat zich richtte op de markt voor telecomapparatuur, werd verkocht aan Nokia, terwijl de service-tak genaamd Alcatel Lucent Enterprise al eerder was afgesplitst en overgenomen door de Chinese investeringsmaatschappij Huaxin. Weer een westerse fabrikant van telecomapparatuur was van het toneel verdwenen.
Huawei’s expansie in Europa ging onverminderd door tot 2019, aangezien het grote 5G-contracten binnenhaalde in Nederland, België, het VK, Spanje, Duitsland enz. Het profiteerde ook enorm van Chinese overheidsinitiatieven zoals het Belt and Road-plan, dat wereldwijd de voorkeur gaf aan Chinese bedrijven. De jaarlijkse verkoop van Huawei in 2020 bedroeg een indrukwekkende $139 miljard, maar in 2021 begonnen de Amerikaanse sancties te bijten, vooral m.b.t. de mobiele telefoonlijnactiviteiten. Huawei meldde onlangs dat zijn inkomsten met bijna 30% waren gedaald tot $99 miljard. Die totale inkomsten zijn niettemin nog immer veel hoger dan de gecombineerde verkoopinkomsten en R&D-budgetten van zijn twee belangrijkste overgebleven concurrenten: Ericsson en Nokia.
Ericsson & Nokia in China
Deze 2 buitenlandse spelers zijn erin geslaagd een klein aandeel te verwerven en te behouden in de Chinese markt voor telecomapparatuur en -netwerken. Uit angst om de Chinese regering voor het hoofd te stoten en zelfs dit uiterst kleine aandeel te verliezen, hebben de Scandinavische CEO’s het echter nooit aangedurfd om publiekelijk en luid te klagen over de Chinese marktbeperkingen, noch hebben zij bescherming op hun thuismarkten geeist… M.a.w. slechts door hen een volstrekt marginaal marktaandeel in China toe te bedelen, is Beijing er al in geslaagd om deze CEO’s monddood te maken….
De verkoop van Ericsson aan China bedroeg $ 2,2 miljard in 2020, goed voor 8% van de totale inkomsten. De VRC behoort niet eens tot Ericssons Top-5 landenmarkten. Nadat de Zweedse regering Huawei in 2020 liet verbannen uit haar 5G-netwerk, daalde de verkoop van Ericsson aan China tot minder dan $1,5 miljard. Het verlies van Ericsson was waarschijnlijk de winst van Nokia: de Finse onderneming wist zijn eerste 5G-radiocontract in de VRC te sluiten, waarmee het een zeer klein aandeel behaalde in een van de drie aanbestedingen door China Mobile, ter waarde van ~ $ 240 miljoen, oftewel ~1% van zijn totale jaarlijkse verkoopopbrengst.
Voor Nokia en Ericsson blijft de enorme markt van China … louter een droom.
De frontale aanval op de VRC en de Chinese onderneming door de regering-Trump bracht uiteindelijk een bredere discussie over China en Huawei in Europa op gang. De geopolitieke technologieoorlog barstte los: de politiek nam het over van de economie terwijl het internationale klimaat gestaag verslechterde. Langzaamaan begonnen zelfs trouwe voorstanders van de vrije markt als Rutte te twijfelen aan Huawei, maar ze durfden dat niet publiekelijk toe te geven.
Terugkerende verhalen over Huawei’s IP-diefstal, spionage en afluisterpraktijken en de niet-aflatende Amerikaanse druk deden Rutte de betrouwbaarheid van Huawei heroverwegen. Ze dwongen hem en andere Europeanen tot opnieuw nadenken over de rol van Huawei in Nederland. Maar op de klassieke Rutte-manier maakte hij nooit zijn mening over het Chinese bedrijf bekend, bang om de uitgebreide handelsrelatie van Nederland met de VRC te schaden. Evenmin heeft hij ooit publiekelijk duidelijk gemaakt hoe hij de 5G-uitrol/Huawei-issue gescheiden denkt te houden van Nederland’s China-strategie en de economische betrekkingen met de Volkrepubliek. Sinds 2020 is de uitrol van 5G en de betrokkenheid van Huawei geclassificeerd als een nationaal veiligheidsonderwerp, dat alleen achter gesloten parlementaire deuren mag worden besproken.
Ondertussen wacht het Nederlandse publiek nog steeds op de conclusies van het Agentschap Telecom over de vermeende afluisterpraktijken door Huawei van mobiele telefoonnummers van KPN in 2009-2010. Of bracht de Volkskrant in het voorjaar van 2021 nepnieuws? Het rapport had voor eind 2021 beschikbaar moeten zijn…
De VVD in 2022
Rutte’s eigen partij, de VVD, is de afgelopen 2 jaar veel kritischer geworden over het economische beleid en de handelspraktijken van China. Men ziet liberale parlementsleden die overnames van Nederlandse bedrijven door Chinese entiteiten ter discussie stellen, hightech R&D-projecten met Chinese partners bekritiseren en zeer recentelijk zelfs openlijk de Chinese mensenrechtenschendingen in Xinjiang hebben afgedaan als genocide. Nog geen jaar geleden was de VVD niet bereid om zich bij haar coalitiepartners in kabinet Rutte III aan te sluiten in een (niet-bindende) parlementaire motie waarin de VRC daarvan al werd beschuldigd.
Hoewel deze recente VVD verklaring over de situatie in Xinjiang opmerkelijk is, is het onmiddellijke effect ervan vooral symbolisch. De coalitiepartijen hebben afgesproken dat het nieuwe kabinet Rutte IV alleen dezelfde veroordeling zal uitspreken als gelijkgezinde landen of de EU als geheel dit op hetzelfde moment ook zal doen. Nederland wil hierin niet alleen opereren. Hoekstra (CDA), de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, zei onlangs: “de beschuldiging van genocide is zo ernstig dat bepaalde criteria zouden moeten gelden. En een van die criteria is dat er ook een internationaal gerechtshof over moet hebben geoordeeld”. Dat zal niet snel gebeuren, zoals hij weet.
De VVD noemde ook expliciet de angst voor een economische vergelding uit China als belangrijk argument om het kabinet niet op eigen houtje te laten opereren. Zoals we allemaal weten, zijn best veel Nederlandse bedrijven en sectoren afhankelijk van China. Maar als angst voor Chinese economische wraak de rode draad blijft in het China-beleid van de Nederlandse regering, dan heeft Xi Jinping Nederland precies waar hij het hebben wil.
Hoewel de oproep van de VVD aan Nederland om niet solo te gaan begrijpelijk is, gaat het hol klinken als de partij zelf niet weet wat ze wil. Het zou zo onderhand toch wel duidelijk moeten hebben wat ze wil dat Nederland deelt of beschermt in de uitwisseling met de VRC, in termen van waarden, producten, handel, knowhow, technologie, veiligheid en cultuur enz. Drie opeenvolgende Rutte regeringen waren niet in staat om met een solide visie of richtlijnen te komen over de vraag hoe om te gaan met de Volksrepubliek China, waardoor de verantwoordelijkheid grotendeels is overgelaten aan bedrijven, universiteiten, provinciale en lokale overheden. Het heeft de verdeel- en heersstrategieën van Beijing in de kaart gespeeld, aangezien al die verschillende spelers zelden de bredere (geopolitieke) implicaties van hun acties en beslissingen kunnen overzien.
De noodzaak van een nationale China strategie
Als de nieuwe Nederlandse regering anderen in Europa wil verenigen in een gezamenlijke China-strategie, moet ze eerst haar eigen China-beleid en -aanpak in eigen land coördineren. Het kabinet moet de controle over een nationale China-strategie op zich nemen. Marktwerking en onderlinge afhankelijkheid met China zijn niet langer een garantie voor stabiliteit of harmonie, met name omdat de VRC steeds meer haar toevlucht neemt tot economische dwang om andere landen, overheden en ondernemingen onder druk te zetten haar standpunten en maatregelen te steunen en na te leven. Spanningen over handel en vooral technologie zijn inmiddels zowel oorzaak als gevolg van de voortdurend verslechterende betrekkingen tussen het Westen en China. Nu het wantrouwen nieuwe hoogten bereikt, zal de markt deze vicieuze cirkel niet meer kunnen doorbreken.
Het nieuwe kabinet dient zich zelfs af te vragen hoe het economische schade wil voorkomen, beperken of beheersen als de relatie met China verder verslechtert. Het moet de economische impact van een dergelijk scenario evalueren en plannen ter beperking van risico’s opstellen. Zal b.v. de overheid Nederlandse bedrijven aanmoedigen/ondersteunen om te verhuizen? Zullen bedrijven te horen krijgen dat ze de handel met Xinjiang moeten opgeven? Zullen technische universiteiten de opdracht ontvangen te stoppen met het aannemen van studenten uit de VRC? Worden gezamenlijke R&D-programma’s in gevoelige technologieën geannuleerd of verboden? Wat als Nederlandse bedrijven of gemeenten te maken krijgen met economische dwang?
Systeem rivaliteit
In plaats van te bezwijken voor de onweerstaanbare charmes van het liberaal-democratische kapitalisme, is de Chinese Communistische Partij vastbesloten om een monopolie te behouden op de binnenlandse politieke macht en de uiteindelijke controle over de economie van het land. In haar opmars naar een glorieuze toekomst heeft de CCP een nieuwe vorm van een door de staat geleide politiek en autoritair kapitalisme gecreëerd, dat veel niet-democratische landen over de hele wereld aanspreekt.
Met zijn recente ideologische focus op ‘gemeenschappelijke welvaart’, verklaart Beijing zelfs trots dat zijn beleid een afspiegeling is van ‘echte democratie’, aangezien het in eigen land en wereldwijd van plan is ‘rijkdom eerlijk en gelijk te verdelen’, in plaats van louter de rijken rijker te laten worden, waarvan de Partij het Westen beticht.
De rivaliteit is dus niet langer alleen economisch, maar heeft onderwijl ook een ideologische component, een feit dat waarschijnlijk mensen als Rutte en Verwaayen verrast heeft, aangezien het volledig in tegenspraak is met hun overtuiging dat liberale, vrijemarktprincipes de enige betrouwbare manier zijn om duurzame economische groei te genereren.
Waar we getuige van zijn geweest, is de geboorte van ‘een nieuw socialisme’ in de VRC. Westerse zakenlieden en beleidsmakers negeerden of veronachtzaamden de veerkracht van de CCP bij het aanpassen van haar communistische ideologie en beleid aan het veranderende internationale klimaat na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. De vastberadenheid en het vermogen van de CCP om China op haar eigen voorwaarden in zijn oude glorie te herstellen, werden onderschat. De China droom van het Westen kwam nooit overeen met de China droom van de CCP. En zolang China in de ban is van de CCP en Xi, zal dat nooit gebeuren. Marktkrachten of een investeringsovereenkomst (denk aan de CAI van de EU) zullen geen snelle oplossing bieden om die dromen te herenigen en opnieuw op één lijn te brengen. In de context van onze relatie met de VRC is een veel uitgebreider actieplan nodig met betrekking tot buitenlands beleid, economie en handel, technologie, cyber- en nationale veiligheid, academische uitwisseling en mensenrechten.
2021 was opnieuw een verloren jaar omdat er niet eens een officiële Nederlandse regering was. Premier Rutte kan maar beter heel snel een besluit nemen over een nationale China-strategie, wil hij niet opnieuw door de realiteit worden overvallen en zijn China-droom in een nachtmerrie zien veranderen.
zie ook o.a..:
https://www.mijngroeve.nl/nl/sport/ajax-huawei/
https://www.mijngroeve.nl/nl/sport/ajax-huawei-wat-nu/
https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/huawei/
https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/huawei-2/
https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/de-vrcs-soft-power-in-nederland/
https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/de-vrcs-soft-power-in-nederland-deel-ii_afke-schaart/
https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/het-tij-is-gekeerd/
Chinese investment in Europe: corporate strategies and labour relations Publisher: European Trade Union Institute. Chapter 11 Huawei in Europe: strategic integration of local capabilities in a global production network Jan Drahokoupil, Agnieszka McCaleb, Peter Pawlicki and Ágnes Szunomár
https://www.csis.org/analysis/china%E2%80%99s-competitiveness-huawei
https://managementscope.nl/magazine/artikel/492-ben-verwaayen-ceo-lucent-alcatel
https://telecoms.com/26881/alcatel-lucent-china-mobile-sign-mou-for-next-gen-network-development/
https://www.lightreading.com/ethernet-ip/alcalu-ceo-ben-verwaayen-part-ii/v/d-id/705044
https://www.reuters.com/article/alcatel-idUSLI30401020090918
https://www.ft.com/content/16381afa-f986-11e8-8b7c-6fa24bd5409c
Jonathan Pelson , Wireless Wars: China’s Dangerous Domination ot 5G and How We’re Fighting Back, 2021