Foto: scene uit de film van Arnold Fanck, Die Weiße Hölle vom Piz Palü, 1929
over hoe de recente Chinese Mt. Everest expeditie een ontmoeting uit 1992 met een Duitse alpiniste Rose Lesser in herinnering bracht…over bergen, grenzen en conflicten, China, Japan, wetenschap, propaganda & imperialisme, Arnold Fanck, onverschillig-en onwetendheid…
18 juni 2020
In mei 2020 bereikte de wereld het bericht dat China een expeditie naar de top van Mt Everest had gestuurd, met de bedoeling om de juiste hoogte van het gebergte vast te stellen. Mt Everest was na de Corona-uitbraak in China tot verboden gebied voor buitenlandse klimmers verklaard, de autoriteiten van zowel Nepal als China verleenden niet langer permissie voor beklimmingen. Dat verbod gold natuurlijk niet voor de Chinese overheid zelf. Voor het eerst in jaren kon zo een Chinese “wetenschappelijke” expeditie ongestoord haar gang gaan op een totaal verlaten Everest.
Chinese expeditie Mt. Everest mei 2020
De achtergrond waartegen deze Chinese overheidsexpeditie plaatsvond bleef in de Westerse media wat onderbelicht. China en Nepal verschillen al jaren van mening over de exacte hoogte van de Everest, de scheidslijn tussen beide landen: in Nepalese berekeningen is de berg 4 meter hoger (=8848m) dan in de Chinese… De twee landen alsmede India voerden de afgelopen decennia verschillende missies uit, die helaas niet uitmondden in een eensluidende conclusie. Tijdens een bezoek aan Nepal in de herfst van 2019 bereikte Voorzitter Xi Jinping een akkoord met zijn Nepalese gastheren dat de 2 landen eindelijk gezamelijk onderzoek zouden gaan verrichten over deze halszaak…

De expeditie van dit voorjaar bestaande uit 53 leden uit verschillende vakgebieden, onder leiding van het Chinese Ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, maakte kennelijk deel uit van dit gemeenschappelijk initiatief, ook al bevonden er zich geen Nepalezen in het team: de data die door de Chinese expeditie worden verzameld, zullen naar verluidt in samenwerking met Nepalese wetenschappers de komende maanden worden bestudeerd. Doel is om tot een definitief oordeel over de hoogte van Everest te komen…De expeditie vergaarde eveneens gegevens over sneeuwdiepte, weersomslag en windsnelheid, die geanalyseerd zullen worden om de achteruitgang van gletsjers en andere ecologische effecten van klimaatverandering in kaart te brengen, aldus verklaringen van de Chinese pers.
Chinese expeditie mei 1960

Wat in de Westerse media ook onbesproken bleef is dat de Chinese missie plaatsvond exact 60 jaar nadat een Chinees team voor het eerst voet zette op de top. In April 1960 beslechtten Nepal en China een grensgeschil over Mt. Everest met het tekenen van een akkoord, waarin de berg werd verdeeld in een zuidelijke deel, toevallend aan Nepal, en een noordelijke deel behorend aan de zgn. autonome regio Tibet. Twee Chinezen, Wang Fuzhou en een Tibetaan, Gongwu, bereikten nog geen maand later, op 25 mei 1960, voor het eerst in de geschiedenis via de noordkant de top. En bovendien ook nog eens drie jaar voor de eerste succesvolle Amerikaanse beklimming van het gebergte…
Die allereerste Chinese beklimming heeft in de Chinese geschiedschrijving welhaast mythische properties aangenomen. In het Westen wordt nog immer sterk getwijfeld aan de officiële Chinese lezing van de prestaties. Qu Yinhua zou dichtbij de top op blote voeten een verticale rots op een steil gedeelte dat ook wel de ’tweede trede’ wordt genoemd hebben overwonnen. De 3 Chinese klimmers zouden namelijk een menselijke ladder hebben moeten vormen om bij de top te kunnen komen, waarbij de gespijkerde berglaarzen moesten worden uitgedaan… een heroische daad die nog altijd breed in China wordt uitgemeten…zie volgende clip, een paar minuten van je tijd die de moeite waard zijn…
Chinese trots
De recente Chinese expeditie besteeg de berg ook via de noordkant, maar was uitgerust met de meest geavanceerde technologie van eigen bodem, zoals bijv. het Beidou satelliet navigatie systeem, een Chinese rivaal van het Amerikaanse GPS. Onderdeel van de expeditie was trouwens ook de installatie van een 5G basisstation op 6500 meter hoogte door Huawei en China Telecom, een fraai staaltje van Chinees vakmanschap. Het station is daarmee de hoogst liggende 5G terminal in de wereld!
Terwijl de rest van de wereld nog zuchtte onder de Corona, was China druk bezig om grenzen te verleggen! Wie beter in te zetten dan het in het Westen zwaar onder vuur liggende Huawei? Probeerde China wellicht onze regeringsleiders nog eens fijntjes in te wrijven welke technologische wonderen wij zullen moeten ontberen mocht Huawei definitief in de ban worden gedaan? India volgde terzelfdertijd de Chinese verrichtingen met argusogen: was de hele wetenschappelijke onderneming niet een verhulde Chinese poging om de soevereiniteit over de Himalaya’s op te eisen? Was Xi Jinping ook niet druk bezig om Nepal voor zich in te palmen? India en China doen al vele jaren verwoedde pogingen hun invloed in de bergstaat uit te breiden. De grenzen tussen China (Tibet), Nepal en India zijn nog altijd omstreden…zoals slechts luttele dagen geleden opnieuw is gebleken: bij schermutseling tussen Chinese en Indiase grenstroepen zijn tientallen dodelijke slachtoffers gevallen….
De foto van 2019
Een van de meest besproken foto’s van 2019 was die van bergbeklimmer Nirmal Purja die dat voorjaar een plaatje schoot op weg naar de top van de Everest. De prent liet een lange lint aan bergbeklimmers zien die ook allen druk bezig waren hun grenzen te verleggen. De filevorming resulteerde in de uitputtingsdood van sommige klimmers die op grote hoogte in de ijle lucht urenlang in de rij moesten staan…. Met stijgende verbazing hebben we de laatste jaren kennis kunnen nemen van die drommen bergbeklimmers, die met weinig oog voor mede-klimmers, sherpa’s of omgeving en soms slecht getraind zich een weg naar de top banen…. Grensoverschrijdend, inderdaad.

Augustus 1992: Kawasaki

Deze recente Chinese expeditie en die spraakmakende foto uit 2019 deden me terugdenken aan een korte ontmoeting die ik zo’n 28 jaar geleden had met Rose Lesser, een toen hoogbejaarde Duitse vrouw, die het grootste deel van haar leven in Japan gewoond had. Via via was ik bij haar geïntroduceerd, zonder al te veel achtergrond informatie. Ik wist niet veel meer dan dat ze al decennia in Japan had gewoond en docente Duits was geweest. In Augustus 1992 zocht ik haar thuis op, in een huisje onder de rook van de Saimyoji tempel in Kawasaki. In een kleine, vrij donkere woonkamer, met kasten vol boeken en in een hoek een eenvoudig bureau met typemachine, trof ik een enigszins broze tachtiger aan, die mij allerhartelijkst ontving. Ze was nog zeer helder van geest en uiterst wilskrachtig: haar ogen keken mij bij binnenkomst indringend aan. Toen ze vernam dat ik via een uitwisselingsprogramma in China had kunnen studeren, knikte ze instemmend en vertelde ze dat ze zich met haar stichting “More Joy” haar hele leven voor culturele en educatieve uitwisselingen had ingezet ter bevordering van begrip tussen landen. Met een ietwat schrale stem benadrukte ze voorts het belang van respect voor de medemens en natuur. Lesser was een voorvechtster van natuurbescherming en duurzaamheid lang voordat het een hip en trendy topic werd.
De twee vijanden van de mens

In ons gesprekje haalde ze ook haar favoriete levensles aan: “de mensheid heeft slechts twee vijanden: onwetendheid en onverschilligheid, in eigen land en overzee“. Ze zei nog druk bezig te zijn met vertalingen van klassieke Japanse geschriften, op de typemachine, maar ze had minder energie dan vroeger. En ze verhaalde over hoe ze in Japan tyfoons en aardbevingen had doorstaan en haar jongere jaren heel veel tijd in de Japanse Alpen rondom Nagano had doorgebracht.
Ikzelf vertoefde in 1992 veelvuldig in Matsumoto, niet al te ver van Nagano, vandaar dat de Alpen ter sprake kwamen, denk ik. Het bezoek duurde hoogstwaarschijnlijk hooguit 30 minuten, en veel meer kan ik me er niet van herinneren: bij afscheid kreeg ik een business card en een gesigneerd boekje van haar kado, oorspronkelijk in 1957 uitgegeven, getiteld “Die Eigenart der Japanischen Alpen.” Het was de enige en laatste keer dat ik Rose Lesser zou ontmoeten: ze kwam in 2002 te overlijden, toen ik al lang en breed Japan had verlaten.


Waarom precies moest ik afgelopen maand terugdenken aan die ontmoeting in 1992? Ik kon me vaag herinneren ooit gehoord te hebben dat Lesser’s Japanse echtgenoot een bergbeklimmer was geweest, tijdens het interbellum. Bergbeklimmen anno 2019 en zo’n 100 jaar geleden leken me een wereld van verschil….De gedachte bekroop me dat Lesser zich in haar graf zou omdraaien bij het zien van de files en rotzooi op de bergtoppen. Ik begon me af te vragen wie eigenlijk die Rose Lesser was geweest en hoe ze in Japan verzeild was geraakt. En was haar echtgenoot inderdaad een bergbeklimmer? Hoogste tijd dus voor wat speurwerk…

De jonge Rose Lesser
Rose Lesser werd op 24 maart 1908 geboren te Berlijn, haar familie had het niet breed. Ze moest in de jaren ’20 van haar ouders haar schoolopleiding opgeven om als baby-sitter de kost te verdienen. Ze wist een baantje te versieren als laborant assistente bij een microanalyse instituut in Berlijn Schmargendorf, geleid door Dr. Schoeller, en werkte in het weekend als vrijwilligster bij het Kaiser Wilhelm Instituut in de hoofdstad. Aldaar kwam ze in aanraking met een Japanse student, die haar interesse wekte voor het land van de rijzende zon. Ze waagde de gok en besloot op 21-jarige leeftijd in haar eentje per boot naar Japan af te reizen. Het was in die dagen uitzonderlijk dat een Westerse vrouw zich alleen in het onbekende Japan ging vestigen. Japan kende slechts enkele wat grotere Westerse gemeeschappen rond grotere steden als Tokio, Osaka, Kyoto en Nagasaki. Lesser vond al snel een kantoorbaantje, eerst bij IG Farben in Kobe, daarna bij de handelsfirma Winkler & Co in Nagoya, de Japanse havenstad aan de Pacifische kust in het zuidoosten van Honshu.


Het kantoorleven kon haar weinig boeien, ze werd aangetrokken door de Japanse natuur en mystiek, in het bijzonder de bergen en de cultuur en folklore van de afgelegen berggemeenschappen. Rose begon trips te maken naar die geïsoleerde gebieden, ook naar Hokkaido en de daar woonachtige Ainu.
De Ainu waren/zijn de inheemse bewoners van Hokkaido en het noordoosten van Honshu alsmede van de Russische Sachalin eilanden. Ze leefden in kleine gemeenschappen van vissers en jagers, spraken geen Japans en hingen een animistische religie aan. De mannen stonden bekend om hun lange baarden, de vrouwen om hun getatoeerde lippen (kennelijk om kwade geesten te verdrijven en als een symbool van volwassenheid) en onderarmen. Rose verdiepte zich als een van de eerste buitenlanders in de cultuur van de Ainu.
Dr. Kenji Takahashi

Op een van haar trips in 1932 leerde ze Dr. Kenji Takahashi kennen, een geobotanicus aan de universiteit van Kyoto en oprichter van de “Academic Alpine Club” van Kyoto in 1931. Mede-oprichters waren o.a. Kinji Imanishi en Eizaburo Nishibori, pioneers van het Japanse alpinisme. Het bergbeklimmen was in Japan pas echt op gang gekomen nadat Matthew Perry, de commandant van de Amerikaanse marine, in het midden van de 19de eeuw met zijn “gunboat diplomacy” de Japanners had gedwongen hun deuren voor het Westen te openen. Buitenlanders werden vervolgens mondjesmaat tot Japan toegelaten. Sommigen van hen waagden zich aan de klimsport.

Kenji Takehashi ~1938, foto via Japanese blogsite
De beklimming van de Mont Blanc in 1786 door twee avontuurlijke Fransozen wordt algemeen gezien als de start van het gouden tijdperk van de bergsport. Maar In de 2de helft van de 19de eeuw was de bergbeklimmer niet langer louter een avonturier maar dikwijls ook een vazal van de koloniale machten om grenzen in kaart te brengen, flora en fauna te bestuderen en s’lands nationale status te vergroten. In Japan beperkten de beklimmingen zich aanvankelijk tot Mt. Fuji en de omringende toppen nabij Tokio, vaak onder leiding van meer ervaren buitenlanders (yatoi gaikakujin) . Het was met name missionaris annex bergbeklimmer oftewel “bergdominee” Walter Weston (1860 – 1940) die de aandacht aanzwengelde voor de Japanse Alpen, de imposante bergketen die het eiland Honshu in tweeën deelt, met toppen die boven de 3000 meter uitrijzen.

Alpine clubs in Japan
Kenji Takahashi werd geboren in 1903 (Meiji 36) als de tweede zoon van een rijke houthandelaar in Kyoto. Vanaf de jaren ’20 begon Takahashi zich te interesseren voor bergbeklimmen in de Japanse Alpen, hij werd daarbij een maatje van Imanishi en Nishibori, al meer ervaren klimmers. Kenji was ook een bedreven skiër. Her en der ontsproten Alpine clubs in Japan, naast Kyoto ook in Tokio en Hokkaido, vaak opgericht door avontuurlijke, jonge studenten en wetenschappers. Tegelijkertijd werd bergbeklimmen steeds meer een prestige stijd tussen de grote wereldmachten. In het allengs militaristischere Japan van de jaren ’30 werden de klimmers -al dan niet bewust- een verlengstuk van de staat. Het Japanse gezag moedigde de Alpine clubs aan om afgelegen berggebieden te verkennen om meer informatie te verwerven over grenzen, grondstoffen, ethniciteit, religies, talen en gewoontes, ter voorbereiding van de creatie van een nieuwe Oost-Aziatische orde.
Met name de Duitse en Engelse expedities in 1932 (Nanga Parbat) en 1933 (Mt. Everest) motiveerden de jonge Japanse bergbeklimmers om nieuwe, buitenlandse doelen te stellen. De Kyoto Alpine Club formuleerde onder andere als haar hoogste prioriteit om alle 14 allerhoogste bergpieken in de Himalaya’s (>8000 meter) te bedwingen, wat tot dan toe geen land of club gelukt was. De Himalaya’s groeiden uit tot het strijdtoneel van bergbeklimmers uit allerlei landen, die voor volk en vaderland hun grenzen poogden te verleggen…
Huwelijk
Intussen trouwden Rose en Takahashi in 1933, ondanks de zware protesten van zijn ouders. Na het huwelijk vermeden de ouders het koppel, dat tezamen veel klim-en trektochten in de bergen ondernam. Rose kwam op plekken en in afgelegen bergdorpen die weinig Japanners of buitenlanders, laat staan een vrouw, hadden gezien. Hoogstwaarschijnlijk kan Lesser beschouwd worden als de eerste Alpiniste van Japan, al legde ze zich meer toe op trektochten dan het bedwingen van steile bergtoppen. Tijdens haar expedities begon ze de tradities en gewoontes van de geïsoleerde berggemeenschappen te bestuderen en archiveren.
Takahashi en zijn vrinden probeerden onderwijl nieuwe klimtechnieken uit in de verschillende, ruige bergstreken van Japan. In de winter van 1934/35 ondernamen zij een eerste buitenlandse expeditie naar het mythische Paektu gebergte (2744m) op de grens van China en (het huidige) Noord-Korea (zie ook https://www.mijngroeve.nl/nl/geschiedenis/grensgevallen-de-berg-paektu-dansen-op-een-vulkaan/ ), ook om te wennen aan extreem lage temperaturen en snel wisselende weersomstandigheden. Mt. Paektu, dat onder de Japanse koloniale invloedssfeer was komen te vallen, gold als nog volstrekt onbekend gebied. Het Japanse leger had naast Korea ook Mantsjoerije, China’s meest noordelijke regio, bezet en door middel van een marionettenbewind grotendeels onder controle gebracht. Doorn in het oog van de militairen was dat het onontgonnen gewest nog geen winst had opgebracht.
Mt. Paektu

De beklimming van het vulkaangebergte Mt. Paektu kon op enorme aandacht van de kranten in Japan en Korea rekenen. De omvangrijke expeditie, bestaande uit wetenschappers uit verschillende vakgebieden (zie overzicht) markeerde de expansie van het Japanse imperium en nationale trots. De klim zelf verliep voorspoedig en zonder al te veel gevaar door de afwezigheid van zeer steile hellingen, al klopten de kranten de stemming op met verhalen over uiterst barre weersomstandigheden en aanvallen door mysterieuze bandieten, beesten en wat dies meer zij. De Japanse wetenschap en techniek triomfeerden over de natuur in een als zeer onhergbergzaam, vreemd en vijandig afgeschilderd gebied. De tot dan toe toch wat bijgelovige Japanse burger werd door de media gerustgesteld: Japan en de moderne Japanse wetenschap konden zich meten met die van het Westen…

Expeditie van Rikkyou Universiteit op Nanda Kot, 1936
Kyoto’s Alpine club zette daarna zijn zinnen op de Himalaya’s, meer specifiek op de K2 en Kabru toppen. Generaal Ito vertrok naar India om te onderhandelen over de toestemming voor een Japanse beklimming. Toch was het niet Kyoto, maar een expeditie van Rikkyou Universiteit uit Tokio, die in 1936 als eerste een piek in de Garhwal Himalaya (Nanda Kot, 6816 meter) wist te bedwingen. Kyoto club kreeg klaarblijkelijk de vergunningen niet rond en moest tweemaal haar geplande expedities afblazen: daarna gooide de naderende Tweede Wereldoorlog roet in het eten. Steeds meer jonge mannen werden voor het leger opgeroepen….
Arnold Fanck
In 1936 ontving Rose in haar woonplaats Kyoto een telegram met het verzoek zich naar Uzumasa, het Japanse Hollywood nabij Kyoto, te spoeden. De destijds vermaarde Duitse regisseur Arnold Fanck, de pionier in het genre van ski- en bergklimdocumentaires cq films in de jaren ’20, was in Japan neergestreken. Fanck dankte zijn bekendheid aan zijn spectulaire sport en natuur scene’s op lokatie, die onder moeilijke omstandigheden vanuit ongebruikelijke camera posities tot stand kwamen. Een noviteit, waarmee hij internationale furore maakte, zie ook http://www.polylogzentrum.at/weltprojekt-der-berge/dokumentation/realitaet-und-virtualitaet-der-berge/the-artistic-films-of-arnold-frank/
De filmmaker had midden-jaren ’30 wat strubbelingen met nazi-propaganda minister Goebbels en accepteerde een aanbod van de Japanse regering om in het Verre Oosten films te komen schieten. Rose werd aangesteld als secretaresse van Fanck, haar taalvaardigheden en kennis van de Japanese cultuur kwamen de Duitse regisseur uitstekend van pas bij het regelen van allerlei zaken met de Japanse instanties en crew.
Fanck’s verblijf resulteerde in drie films, “de dochter van de Samurai” (1937), een Duits-Japanse co-produktie, “Winterreis door Zuidmantsjoerije” (1938), en “Imperiale gebouwen in het Verre Oosten”. De Japans-Duitse co-produktie symboliseerde tevens de toenadering tussen nazi-Duitsland en het Japanse keizerrijk, al mondden ernstige conflicten tussen Fanck en de opkomende Japanse co-regisseur Mansaku Itami uit in 2 versies van “de dochter van de Samurai”.
Nieuwe Aarde
De Duitse versie laat vooral zien hoe een Europeaan tegen Japan aankeek, en zit vol clichés over een traditioneel Japan, vol pathetisch melodrama. Het camera werk houdt de film overeind. Het Duitse en internationale publiek kregen alleen de Duitse versie voorgeschoteld. Die was door het Japanse bewind zeer slecht ontvangen, daar Japan onvoldoende werd afgeschilderd als een modern land en natie in de ogen van de Japanse militairen. De Japanse edit “新しき土 (Atarashiki Tsuchi oftewel Nieuwe Aarde)”, onder leiding van de apolitieke liberaal Itami, beviel de militaire autoriteiten klaarblijkelijk nog minder. De film werd na een premiere in Tokyo in februari 1937, waarbij Fanck tandenknarsend moest accepteren dat niet zijn maar Itami’s versie werd vertoond, door de Japanse regering verbannen. Het betekende ook het einde van de loopbaan van de talentvolle Itami, die weigerde ooit nog over deze propagandafilm te praten***.
Fanck gebruikte voor die tijd moderne en ongebruikelijke filmtechnieken, die hij uiteindelijk niet schroomde in te zetten ter verheerlijking van het Japanse en met name Duitse bewind en hun idealen. Fanck bleef tot aan zijn dood in 1974 – net als Leni Riefenstahl, een van zijn collega’s en debuterend actrice in zijn films- uiterst omstreden om zijn werk vlak voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De “dochter van de Samurai” vertelt overigens het verhaal van Yamato Teruo, die na 6 jaar studie in Duitsland terugkeert naar Japan. Teruo is de geadopteerde zoon van een een oude samoerai familie, waarvan verwacht wordt dat ie de oudste dochter (gespeeld door Setsuko Hara) zal trouwen. Maar Teruo wordt verliefd op een Duitse journaliste Gerda (Alice Ludwig) die hij op de boottocht naar Japan ontmoet. Hij verklapt dit geheim aan zijn adoptie-vader. Gerda, het prototype Arische blondine wars van gemengde huwelijken, weet Tetsuo ervan te overtuigen van zijn plicht aan de Japanse cultuur en traditie en dwingt hem tot verzoening met zijn adoptie-familie. Een zelfmoordpoging van de oudste dochter aan de rand van een vulkaan kan zo ternauwernood worden voorkomen, en het herenigde koppel inclusief baby, vestigen zich tot slot in Mantsjoerije, onder het toeziende oog van het glorieuze Japanse leger, dat manmoedig de Russische bolsjewieken buiten de deur houdt…
Tweede Wereldoorlog

Actrice Ruth Eweler, Nazi propaganda minister Joseph Goebbels, actrice Setsuko Hara en de Japanse ambassadeur Kintomo Mushakōji bij de premiere van “Tochter des Samurai”, Berlijn 1937
Rose en haar man Takahashi moeten toch raar tegen de Duitse film hebben aangekeken in het licht van hun eigen keuze voor een gemengd huwelijk en de daaropvolgende breuk in de relatie met Kenji’s ouders. Hoe Rose en Kenji destijds over de actuele ontwikkelingen in Duitsland en Japan dachten en tegenover het fascistische gedachtengoed stonden, kan ik hier -bij gebrek aan info- moeilijk beoordelen. De paar geschriften van Rosse Lesser die ikzelf in bezit heb verschaffen geen duidelijkheid.
Wel blijkt uit haar boekje, “Japan, die Fremde, Japan die Heimat” uit 1976 met daarin een collectie gedichten die zij vanaf eind jaren ’20 schreef, dat zij beide filmversies heeft mogen aanschouwen. In het nawoord van datzelfde boekje verwijt zij ook de Japanese regisseur Itami de filmpremiere in Tokyo in 1937 te hebben gesaboteerd, door zijn eigen, “mindere” Japanse versie naar voren te schuiven tot ontstentenis van Fanck. Daarentegen heeft ze lovende woorden voor het artistieke vakmanschap van Fanck (ze wijdt in 1937 ook een gedicht aan Fank’s terugkeer naar Duitsland) die via zijn film Japan als land bij een groot westers publiek wist te introduceren. Ze concludeert in 1976: “wie dieser, in der Zeit des Militarismus entstandene Film zu beurteilen ist, sei dahingestellt.”
Die Heimat
Haar gedichten uit de jaren ’30 kenmerken zich voornamelijk door een “Heimatlosigkeitsgefühl”, door de verwarring van het leven tussen twee werelden en culturen, de Duitse en Japanse. Slechts sporadisch zijn er tussen de romantische, sentimentele regels door kleine signalen van het naderende onheil te ontwaren. In een gedichtje geschreven ter ere van een Duitse jeugdbijeenkomst in 1939 in Nagoya maant ze de bezoekers niet te spreken over zaken die de Führer bevallen en al helemaal niet over dingen die Hitler niet bevallen. Politieke discussie was met andere woorden die avond taboe.
Het lijkt aannemelijk dat Lesser in de jaren ’30 zoals zovelen een vrij a-politieke levensfilosofie er op nahield, zonder volledig te beseffen dat excessief nationalisme en imperialisme rampzalige consequenties zouden kunnen hebben. Als ze zich al zorgen maakte over de toekomst, heeft zij zich wellicht machteloos gevoeld om de loop der dingen te kunnen veranderen, ze werd meegesleurd in de vaart der gebeurtenissen zoals de meeste burgers.
Het ligt dan ook voor de hand om te veronderstellen dat de eerder genoemde levenslessen van Lesser vooral voortvloeiden uit haar persoonlijke ervaringen vanaf de mid-jaren ’30: haar niet aflatende drang na de Tweede Wereldoorlog om het begrip tussen (Aziatische) landen te vergroten kan moeilijk los gezien worden van die zwarte bladzijde in de Duitse en Japanse geschiedenis. Wellicht kwam die drang ook voort uit een schuldgevoel zelf in die 30-er jaren te onverschillig en onwetend te zijn geweest.
Verhuizing naar Tokio

1953: Rose Lesser en dochter bij Sasagamine Hutte, een berghut aangelegd met behulp van Takahashi in 1928 en oorsponkelijk zijn eigendom, op 1300 meter hoogte nabij Myoko stad, Nigata prefectuur, 220km ten noordoosten van Nagoya. Foto; Japans Blog
Kort na de geboorte van hun dochter Elizabeth in 1940 liep Takahashi tuberculosis op. Hij raakte tenslotte aan bed gekluisterd in hun huis in Kyoto. Hij ontliep hierdoor de militaire dienst, al was dat wellicht een schrale troost. Zijn dochter werd zoveel mogelijk bij hem uit de buurt gehouden terwijl zijn gezondheid steeds verder achteruit ging. Direct na de oorlog vond Rose een baantje als taaldocente Duits, waardoor er nog wat rijst op de plank kwam: ook bleef ze voor haar man, dochter en zelfs een aangewaaide Japanse pleegdochter, Erika, zorgen. In 1947 kwam Kenji na een slopende ziekbed dan toch te overlijden: Rose besloot om naar Tokio te verhuizen, waar ze meer kans op een goedbetaalde baan had. Ze werd docente Duits aan de Hosei universiteit, als enige vrouw en buitenlander. Daarnaast kreeg ze ook een aanstelling aan de Nihon universiteit, waar ze tot eind jaren ’70 actief bleef. Ze gaf les aan talrijke Japanse en buitenlandse studenten.
More Joy

Rose publiceerde artikelen in het Japans en Duits over de Japanse bergen, cultuur en folklore en vertaalde klassieke Japanse werken over geloof en bijgeloof op het platteland en in de berggebieden van Japan. In 1955 zette ze de stichting “More Joy” op, ter bevordering van samenwerking en begrip tussen jongeren in Azië , zich daarbij tevens richtend op de bestrijding van milieuvervuiling en op behoud van de natuur. Ze reisde veelvuldig naar Zuid-Korea, China en zuidoost-Azië , zich inzettend voor de verbetering van de zwaar vertroebelde relaties van Japan met zijn buurlanden. Ze verzette bergen werk om grenzen tussen mensen te laten vervagen en jongeren uit verschillende landen en culturen dichter bij elkaar te brengen.
Bundesverdienstkreuz

Sasagamine Hutte, de vernieuwde versie met 2 verdiepingen
Bij mijn ontmoeting in 1992 had Rose Lesser dus al een veelbewogen leven en enerverende loopbaan achter de rug, waar ik (helaas!) weinig weet van had. Een van haar laatste opmerkelijke wapenfeiten in de jaren ’80 was het organiseren van een anti-rook campagne wat uitmondde in het beschikbaar maken van niet-roker coupes in de Japanse treinen. Dat wapenfeit viel natuurlijk in het niet bij al het werk wat ze had verricht aan de universiteit en via haar stichting voor Japan en de wereld in het algemeen. Als erkenning voor al haar verdiensten en bijdrage aan de Japans-Duitse culturele relaties en het internationale begrip tussen landen en volkeren kreeg ze in 1999 zelfs het Bundesverdienstkreuz uitgereikt door de Duitse regering.
Slotwoord
Tegenwoordig is bergbeklimmen bovenal een sport voor vrouwen en mannen die met name bezig zijn hun eigen grenzen op te zoeken. Het nationalistische sentiment speelt daarbij gelukkig minder een rol, het gaat vooral om de kick van het klimmen. Helaas dreigt die kick dikwijls te ontaarden in een soort exhibitionistisch en egocentrisch bergtoerisme, met weinig respect voor natuur en omgeving. Een overdosis aan onverschilligheid lijkt de bergsport parten te spelen.
Xi Jinping daarentegen beschouwt het bergbeklimmen nog immer als een ideale gelegenheid om China’s technische bekwaamheid te promoten en soevereiniteitsclaims van de Volksrepubliek kracht bij te zetten, niet zoveel anders als het koloniale Westen en het militaristische Japan dat deden in het verleden…Het gedrag van Xi Jinping’s China vertoont ironisch genoeg inderdaad de nodige parallen met het door de Volksrepubliek zo gehate Japan van de jaren ’30-40, dat technologische vooruitgang combineerde met nationalistische sentimenten, expansionistische driften en een plan voor een nieuwe Aziatische orde. Was er in Japan nog wat (openlijke) kritiek mogelijk op het bewind totdat de oorlog met de VS in 1941 uitbrak, in de VRC duldt Xi nauwelijks tegenspraak met betrekking tot zijn megalomane ambities zoals het Belt & Road initiatief. Verontrustend genoeg is een groot deel der Chinese bevolking veelal onverschillig of onwetend over de diepere beweegredenen en drijfveren van hun hoogste leider.
Hoe het ook zij, om werkelijk grenzen te verkennen of verleggen hoef je zeker niet in een file op een bergkam te gaan staan of een nationale vlag in een bergtop te planten, zoveel maakt het levensverhaal van Rose Lesser ons nog eens duidelijk.
*** er bestaan dus twee versies van Tochter des Samurai: Arnold Fanck’s versie in het Duits, voornamelijk bestemd voor de Duitse en internationale markt. Het melodrama sloeg internationaal aan en maakte van actrice Setsuko Hara een ster. Itami’s Japanse versie “Atarashiki Tsuchi (nieuwe aarde)” verdween zeer snel uit de roulatie en ligt -gerestaureerd- in het nationale Japanse filmarchief. Itami kwam al in 1946 te overlijden en voelde zich in 1936 door het bewind onder druk gezet om de film te co-produceren. Hij weigerde tot zijn dood om ook nog maar een woord aan de film te wijden. Itami’s zoon, Juzo Itami, is de Japanse regisseur van de prachtfilm Tampopo, de best film ooit over het bereiden van noodles!
PS: in 1899 classificeerde de Japanse regering de Ainu als “voormalig aboriginals” en eigende zich hun land toe met de instructie dat de Ainu zich volledig zouden moeten assimileren aan de Japanse cultuur. De overheid kende de Ainu ook het Japanse staatsburgerschap toe, wat betekende dat ze niet langer de status had van een inheemse bevolkingsgroep of cultuur. De Ainu dienden Japans te leren en hun animistische geloof en gewoontes zoals het zetten van tattoeages op te geven. Moderne landbouwmethodes en bedrijvigheid werden de Ainu, van oudsher vissers en jagers, opgelegd. De Ainu cultuur raakte steeds meer ondergesneeuwd en gemarginaliseerd. Pas in 2008 (!) vond de Japanse overheid de moed om de Ainu te erkennen als de inheemse bewoners van Japan. Er bestaat sinds 2012 een Ainu politieke partij en de opening van een Ainu museum op Hokkaido stond oorspronkelijk gepland voor April 2020 (zie https://ainu-upopoy.jp/) kort voor aanvang van de -inmiddels uitgestelde- Olympische spelen in Japan.
Er is weinig bekend over de rol van de Ainu bij de eerste Japanse bergbeklimexpedities op Hokkaido in de 1ste helft van de vorige eeuw. De Ainu zijn hoogstwaarschijnlijk net als de sherpa’s in de Himalaya’s de ongekroonde en onbeschreven helden van de klimsport, maar hebben nooit de aandacht gekregen die zij verdienen.