© publicity photo wayne cochran/1969, source https://en.wikipedia.org/wiki/Wayne_Cochran
Iedere week wordt er in mijngroeve een verborgen of vergeten vinyl schat opduikeld, die kraakt, schuurt, ontzet, paait, raakt oftewel de kriebels veroorzaakt.
In de jaren ’50 en ’60 worden vele blanke teenagers in Amerika gegrepen door “de zwarte muziek.” Zo ook Wayne Cochran uit Thomaston, Georgia (geboren 10 mei 1939). Het R&B en soul virus heeft hem flink te pakken. Hij verlaat voortijdig de middelbare school om zijn muzikale dromen na te jagen. Met zijn stevige strot en schurende stem maakt hij vanaf mid-jaren ’50 live al veel indruk, maar nationaal doorbreken lukt niet. Hij schrijft zijn eigen songs (bijv. Last Kiss gecovered door Pearl Jam in 1999) en zingt ook graag de liedjes van zijn zwarte helden.
Begin jaren’60 raakt hij bevriend met Otis Redding en speelt mee op bas op diens “Shout Bamalama”. Cochran wint platencontracten bij grotere labels als King en Mercury en uiteindelijk Chess, doch de LPs geven nooit een goeie afspiegeling van zijn woeste live act. Hij heeft zich inmiddels een haarstijl aangemeten waar zelfs Trump nu nog een puntje aan kan zuigen. Op het podium presenteert hij een heuse soul revue, begeleid door een steengoeie band, de C.C. Riders.
Door zwarte en blanke critici wordt Cochran vaak afgedaan als een slap aftreksel van James Brown. Zijn kapsel werkt ook niet langer in zijn voordeel, de recensies gaan meer over zijn haar dan over zijn muziek. Cochran heeft grote bewondering voor Brown, maar hij doet zijn eigen ding al voor Brown wijd en zijd bekend wordt. Hij wil muziek maken die mensen raakt en in beweging brengt en denkt nooit in termen van ras of kleuren. Hij wil slechts zijn liefde en enthousiasme voor de muziek met zoveel mogelijk mensen delen. Zijn C.C. Riders band herbergt begin jaren ’70 een piepjonge Jaco Pastorius, de bassist die later wereldfaam zal vergaren. De Blues Brothers brengen in de jaren ’80 een welverdiend tribuut aan Cochran door zijn swingende song “Going Back to Miami” op te nemen.
Cochran gaat door met platen maken tot begin jaren ’70. De wilde shows, sex, drugs, rock & roll eisen hun tol: Wayne krijgt last van zijn stembanden, depressies en zelfmoordneigingen. Zijn huwelijk strandt. Cochran gooit het over een andere boeg: hij zweert de drugs af en sticht een eigen kerk (Voice for Jesus) in Miami rond 1983. Pastor Cochran gelooft in de power of music: in zijn kerk moet het de pan uitswingen. Of zoals ie zelf in een interview in de Miami Herald zegt: “If you don’t want to become ecstatic, don’t come to this church. There ain’t no tombstones sitting in there and if they are, we’re gonna resurrect them. We have a good time. We boogie.” Boom Boom Boom Boom.
Pastor Cochran kan niet stil zijn over muziek en ook niet over the Lord. Hij is een geboren artiest en prediker. Een soul man. The real deal. Hij overlijdt in november 2017 op 78-jarige leeftijd aan kanker, een florerende en swingende kerk achterlatend.